ECLI:NL:RBDHA:2025:4855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL25.2833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening en verantwoordelijkheidskwesties

Op 25 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De zaak betreft de asielaanvraag van verzoeker die door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat zijn aanvraag niet tijdig zou worden behandeld.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Hij overwoog dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank heeft besloten de behandeling van het beroep aan te houden, omdat er vragen zijn gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vereiste onverwijlde spoed aanwezig was, omdat het beroep hoogstwaarschijnlijk niet binnen de overdrachtstermijn kon worden afgehandeld.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker over te dragen aan België. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep is beslist. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2833

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.
2. De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw, [1] omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [2] Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. Aanvankelijk zou het beroep van verzoeker op zitting worden behandeld op 27 maart 2025. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het beroep aan te houden, gelet op de vragen [3] die in hoger beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn gesteld over de opvang voor niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker hoogstwaarschijnlijk niet kan worden afgehandeld binnen de uiterste overdrachtstermijn. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe en schorst het bestreden besluit totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat is beslist op het
beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907
(negenhonderdenzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 25 maart 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.In een drietal zaken (202404274/1, 202404286/1 en 202404292/1) en waarvan de zitting op 10 december 2024 heeft plaatsgevonden.