Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, een Iraans echtpaar, een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland om hun moeder te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft hun aanvraag afgewezen, omdat het doel en de omstandigheden van hun verblijf onvoldoende zijn aangetoond en er redelijke twijfel bestaat over hun voornemen om Nederland tijdig te verlaten. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 31 januari 2025 de zaak behandeld. Eisers hebben aangevoerd dat zij sociale en economische binding met Iran hebben, onder andere door het bezit van een woning en werk. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd van hun binding met Iran. De rechtbank wijst erop dat de referente, de moeder van eiser, eerder niet is teruggekeerd naar Iran na een kort verblijf, wat de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers ondermijnt.
De rechtbank concludeert dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft bij het vaststellen van de weigeringsgronden voor een visum en dat de minister in dit geval terecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de sociale en economische binding van eisers met Iran. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 maart 2025.