ECLI:NL:RBDHA:2025:4754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
25/1209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor opvang op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om opvang voor hem en zijn gezin in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen met een primair besluit op 31 juli 2024 en heeft deze afwijzing gehandhaafd in een bestreden besluit van 14 januari 2025. Verzoeker heeft op 16 februari 2025 beroep ingesteld en op 17 februari 2025 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 maart 2025 behandeld. Verzoeker heeft verklaard dat hij al 25 jaar in Nederland woont en sinds 2010 getrouwd is. Hij heeft drie minderjarige kinderen en heeft in september 2023 met zijn gezin de intentie gehad om zich permanent in Nederland te vestigen. Echter, na een kortgedingprocedure moest hij zijn sociale huurwoning verlaten. Verzoeker heeft een aanvraag voor opvang ingediend, maar werd als zelfredzaam beoordeeld, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor maatschappelijke opvang.

Tijdens de zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij en zijn gezin tijdelijk naar Nigeria zijn afgereisd voor een begrafenis en dat hij alleen naar Nederland is teruggekeerd. Hij heeft de aangeboden opvang in een hotel geweigerd, omdat hij alleen opvang met kookgelegenheid voor zijn gezin wenst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de gevraagde voorlopige voorziening, omdat verzoeker de aangeboden opvang heeft geweigerd en er geen acute situatie is die onmiddellijke opvang vereist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1209

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoeker

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A. Salman-Göleli).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om opvang voor hem en zijn gezin (echtgenote en drie minderjarige kinderen) in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit van 31 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 januari 2025 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft op 16 februari 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 17 februari 2025 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, mr. M.A.R. Schuckink-Kool, de gemachtigde van verzoeker in de beroepsprocedure (zaaknummer 21/1236), M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Wat aan de procedure vooraf ging

2. Verzoeker is geboren in 1966 en heeft verklaard dat hij al 25 jaar in Nederland woont. Verzoeker is sinds 2010 gehuwd met zijn echtgenote. Verzoeker en zijn echtgenote hebben drie minderjarige kinderen. Een kind geboren in januari 2020 en een tweeling geboren in maart 2023. Verzoekers echtgenote woonde in Engeland sinds 2010 en bleef er wonen na haar huwelijk met verzoeker. Verzoeker woonde in een sociale huurwoning te Den Haag als onderhuurder. In september 2023 is het gezin van verzoeker naar Nederland gereisd met het doel zich permanent te vestigen in Nederland. Medio december 2023 heeft de woningbouwvereniging verzoeker duidelijk gemaakt dat hij en zijn gezin de sociale huurwoning moeten verlaten omdat verzoeker niet de hoofdhuurder is van de sociale huurwoning. Naar aanleiding van een kortgedingprocedure heeft de kantonrechter bij vonnis van 20 augustus 2024 beslist dat verzoeker en zijn gezin de sociale huurwoning twee maanden na betekening van het vonnis moeten verlaten. Vervolgens heeft verzoeker zich medio oktober 2024 met zijn gezin gemeld bij verweerder voor opvang op grond van de Wmo 2015 en een daartoe strekkende aanvraag ingediend. Verweerder heeft verzoeker en zijn gezin vervolgens tijdelijk opgevangen in een hotel.
2.1.
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag van verzoeker onderzoek gedaan en de resultaten neergelegd in een Wmo-advies van 17 mei 2024. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit de aanvraag voor een maatwerkvoorziening opvang afgewezen. Verzoeker is voldoende zelfredzaam bevonden en komt daardoor niet in aanmerking voor maatschappelijke opvang.
2.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder nader onderzoek gedaan en de resultaten neergelegd in een Wmo-advies van 24 oktober 2024. Vervolgens heeft verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd. De motivering heeft verweerder gewijzigd. Verzoeker heeft een baan met een vast contract met een gemiddeld inkomen van € 2.728,- per maand. Er zijn mogelijkheden om het inkomen van het gezin te vergroten. Verzoekers echtgenote kan, als zij een BSN nummer heeft geregeld, ook werken in Nederland. Er is advies gegeven aan verzoeker hoe hij een woning zou kunnen vinden. Verzoeker kan ook op zoek gaan naar woningen buiten Den haag en omgeving. Uit onderzoek is niet gebleken van medische of andere problemen binnen het gezin die de opvoeding van de kinderen zou belemmeren of van andere problemen ten aanzien van de gezondheid van de kinderen. Verzoeker en zijn echtgenote behoren niet tot de doelgroep van de Wmo. Verzoeker wordt in staat geacht om zelf voor woonruimte te zorgen, aldus verweerder.
2.3.
Op 29 januari 2025 heeft verzoeker aan verweerder meegedeeld dat hij samen met zijn gezin is afgereisd naar Nigeria in verband met een begrafenis. De spullen van verzoeker en zijn gezin zijn vervolgens uit de hotelkamers gehaald omdat verzoeker desgevraagd niet tijdig heeft laten weten wanneer hij en zijn gezin weer in Nederland zijn.

Beoordeling van de voorzieningenrechter

3. Verzoeker stelt dat hij behoort tot de doelgroep van de Wmo 2015 omdat het hem, ondanks zijn inkomen, tot op heden niet is gelukt om een betaalbare woning te vinden in de regio Haaglanden. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en niet voldoende gemotiveerd. Verzoeker stelt daarnaast dat artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) is geschonden.
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.1.
Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat hij met zijn gezin is afgereisd naar Nigeria voor een begrafenis en dat hij half februari 2025 alleen naar Nederland terug is gekomen. Zijn gezin is in Nigeria bij familie gebleven omdat hij van verweerder heeft vernomen dat er geen opvang zal zijn voor hem en zijn gezin na terugkomst. Vanwege het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening heeft verweerder verzoeker en zijn gezin op 20 februari 2025 tijdelijk opvang aangeboden in een hotel. Verzoeker heeft dit geweigerd omdat hij opvang in een hotel voor hem alleen niet nodig vond. Hij verblijft sinds zijn terugkomst in zijn auto. In het belang van de gezondheid van zijn kinderen is het noodzakelijk dat hij en zijn gezin worden opgevangen in een opvanglocatie met kookgelegenheid. Een hotel is niet geschikt, aldus verzoeker.
Desgevraagd heeft verzoeker nader verklaard dat het spoedeisend belang momenteel is gelegen in het feit dat zijn oudste kind van vijf jaar zo snel mogelijk weer naar school moet gaan in Nederland. De voorzieningenrechter ziet hierin onvoldoende spoedeisend belang en zal daarom deze zaak niet inhoudelijk beoordelen. Verzoekers echtgenote en kinderen verblijven momenteel in Nigeria. Of zij op korte termijn weer naar Nederland komen is niet duidelijk. Hoewel verzoekers oudste kind sinds januari 2025 leerplichtig is geworden, kan niet geoordeeld worden dat momenteel sprake is van een acute situatie waardoor niet gewacht kan worden op een beslissing in beroep. Niet is gebleken dat verzoekers dochter niet in Nigeria tijdelijk naar school kan gaan. Ook is niet gebleken dat tijdelijk online- of thuisonderwijs (eventueel met behulp van de school in Den Haag waar verzoekers dochter op school zit) niet mogelijk is. Verder is van belang dat verzoeker de door verweerder aangeboden opvang in een hotel heeft geweigerd en ter zitting heef verklaard dat hij geen opvang nodig heeft voor hemzelf. Hij wil alleen opvang met kookgelegenheid voor hem en zijn kinderen. De conclusie is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening.
4.2.
Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, kan de door verzoeker gevraagde voorziening alleen worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daar geen sprake van is. Verweerder heeft in het bestreden besluit een uitgebreide motivering gegeven waarbij tevens de belangen van de kinderen zijn betrokken. De voorzieningenrechter ziet in het dossier voldoende aanknopingspunten dat verzoeker zelfredzaam is. Verzoeker betwist weliswaar dat hij zelfredzaam is omdat het hem niet is gelukt is om huisvesting te vinden, maar van een evident onrechtmatig besluit is geen sprake.

Conclusie

5. De voorzieningenrechter zal gelet op wat hiervoor is overwogen het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen. Dit betekent ook dat de voorzieningenrechter niet op het beroep van verzoeker zal beslissen.
6. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2025.
- de voorzieningenrechter is verhinderd
om te ondertekenen -
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.