ECLI:NL:RBDHA:2025:4746
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
Op 7 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL25.6094 en NL25.6096. De verzoekers, die asiel aanvragen, hebben tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. De minister had op 31 januari 2025 besloten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 25 februari 2025, waarbij de verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde, mr. E. Ceylan, en een tolk, A. Arpat. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.R.J. Maas. Tijdens de zitting is de zaak besproken, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van een eerdere uitspraak in de zaken NL25.6093 en NL25.6095 geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.