ECLI:NL:RBDHA:2025:470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL 24 32643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië met zorgvuldigheidsgebrek in verhoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser uit Somalië, die alleen de Chimini-taal goed beheerst. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag op 16 augustus 2024 had afgewezen. Eiser had problemen met de terroristische groepering Al-Shabaab en voerde aan dat zijn asielprocedure niet zorgvuldig was verlopen, omdat er tegenstrijdigheden waren opgeworpen vanuit een eerder verhoor door de vreemdelingenpolitie, dat in de Somali-taal was afgenomen. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tijdens dit verhoor niet adequaat was, aangezien eiser de Somali-taal niet goed beheerst. Dit zorgvuldigheidsgebrek werd gepasseerd, omdat de uiteindelijke beoordeling van de minister voldoende onderbouwd was en eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.814. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32643

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

In het besluit van 16 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep geagendeerd op de zitting van 1 november 2024. Deze zitting is verdaagd omdat er geen tolk aanwezig kon zijn.
Op de zitting van 9 januari 2025 heeft de rechtbank het beroep behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. N. Vollebergh als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk in de Chimini-taal is verschenen [naam 1]. Verder was [naam 2] aanwezig als vervangend voogd namens de stichting NIDOS. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 2007 en heeft de Somalische nationaliteit.
2. Op 20 augustus 2023 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Op diezelfde dag is hij verhoord door de vreemdelingenpolitie (AVIM). Op 23 augustus 2023 heeft hij een aanmeldgehoor gehad over zijn leeftijd. Deze gehoren zijn afgenomen met behulp van een tolk in de Somali-taal. Het tweede aanmeldgehoor van 10 juni 2024 is afgebroken omdat er geen goede communicatie met eiser mogelijk was in de Somali-taal. Op 8 augustus 2024 heeft eiser een nader gehoor gehad met een tolk in de Chimini-taal. Tijdens dit gehoor heeft hij verklaard dat hij uit Somalië is gevlucht omdat hij problemen heeft gekregen met de terroristische groepering Al-Shabaab. Volgens eiser is zijn gezin namelijk overvallen en bedreigd door leden van Al-Shabaab nadat zijn moeder had geweigerd om zijn zus uit te huwelijken, en is zijn zus door Al-Shabaab ontvoerd.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft gekregen met Al-Shabaab, omdat hij dit niet met objectieve documenten heeft onderbouwd en omdat hij hierover tegenstrijdige en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd. Verder loopt eiser in zijn voormalige woonplaats Barawe geen reëel risico op ernstige schade, omdat Al-Shabaab daar niet aan de macht is en omdat Barawe te bereiken is zonder door Al-Shabaabgebied te reizen. Omdat verweerder nog onderzoekt of eiser in zijn land van herkomst adequate opvang heeft, omvat het bestreden besluit niet mede een terugkeerbesluit. Om diezelfde reden heeft verweerder aan eiser geen reguliere verblijfsvergunning verleend op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat zijn asielprocedure niet zorgvuldig is verlopen. Er zijn namelijk tegenstrijdigheden tegengeworpen vanuit het verhoor met de AVIM, terwijl dit gehoor is afgenomen in een taal die hij niet goed beheerst. Daarnaast heeft verweerder niet duidelijk onderbouwd welke partij er aan de macht is in Barawe. Het hoofdkantoor van Al-Shabaab ligt dichtbij in de plaats Kurtunwary en in de nachtelijke uren trekken de militairen van de overheid zich terug. Daardoor is Al-Shabaab in staat om ’s nachts in Barawe jonge jongens te ronselen. Ten slotte heeft verweerder onvoldoende aandacht besteed aan eisers verklaringen dat hij als jonge jongen kan worden geronseld door Al-Shabaab en dat zijn zus zwanger is geraakt en is meegenomen door Al-Shabaab.
5. Tijdens de zitting heeft verweerder meegedeeld het bestreden besluit geheel te handhaven. Het proces-verbaal van het verhoor bij de AVIM is ambtsedig opgemaakt en biedt geen aanleiding voor het oordeel dat er tijdens dat verhoor geen goede communicatie met eiser mogelijk was. Daarnaast is als zodanig niet bestreden dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn asielrelaas. Uit het door verweerder aangehaalde kaartje blijkt voldoende duidelijk dat Al-Shabaab niet aan de macht is in Barawe.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. In het advies aan verweerder van MediFirst van 14 december 2023, dat met name gaat over de mate waarin eiser geschikt is om te worden gehoord, is opgenomen dat eiser een tolk in het Barawee-dialect nodig heeft om een gehoor soepel te laten verlopen (hiermee wordt bedoeld: de Chimini-taal). In het rapport van het aanmeldgehoor van 10 juni 2024, dat is afgenomen met een tolk in de Somali-taal, staat vermeld dat er een nieuw gehoor met eiser moet worden gepland met behulp van een tolk in de Chimini-taal omdat eiser en de Somali-tolk elkaar niet goed konden verstaan. In deze omstandigheden mocht verweerder er niet van uitgaan dat er tijdens het eerdere verhoor met de AVIM probleemloos met eiser kon worden gecommuniceerd. Uit deze omstandigheden volgt namelijk dat eiser zich niet goed kan uiten in de Somali-taal, terwijl het verhoor met de AVIM wel in die taal is afgenomen. De omstandigheid dat eiser volgens het proces-verbaal van dit verhoor heeft aangegeven dat hij de tolk wel goed heeft verstaan, doet daaraan niet af. Het is namelijk maar zeer de vraag of eiser de aan hem gestelde vraag of hij de tolk goed heeft verstaan goed heeft kunnen begrijpen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat eiser ten tijde van het verhoor met de AVIM pas net in Nederland was aangekomen en dat hij heeft verklaard dat hij op dat moment nog erg bang was. Dit brengt mee dat verweerder de tegenstrijdigheden tussen het verhoor bij de AVIM en het nader gehoor van 8 augustus 2024 niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Aan het bestreden besluit kleeft in zoverre een zorgvuldigheidsgebrek.
7. In het nader gehoor van 8 augustus 2024 is eiser alsnog in de gelegenheid gesteld om zijn asielrelaas met behulp van een Chimini-tolk naar voren te brengen, en heeft eiser uitleg kunnen geven over de verklaringen die tegenstrijdig zijn aan het proces-verbaal van het verhoor met de AVIM. Verweerder heeft naast de tegenstrijdigheden die volgen uit het verhoor met de AVIM nog diverse andere tegenstrijdigheden en ongerijmdheden tegengeworpen. Deze zijn niet bestreden en zijn voldoende om het bestreden besluit te dragen. Om die reden is eiser uiteindelijk niet in zijn belangen geschaad, zodat het zorgvuldigheidsgebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Uit het door verweerder aangehaalde kaartje volgt voldoende duidelijk dat Al-Shabaab niet aan de macht is in Barawe. Eisers stelling dat Al-Shabaab ’s nachts wel in staat is om in Barawe jonge jongens te ronselen, is niet onderbouwd en kan om die reden dan ook niet worden gevolgd. Dat het mogelijk is om naar Barawe te reizen zonder in Al-Shabaabgebied te komen, is niet in geschil. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat eiser in Barawe geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eisers stelling dat verweerder hierbij onvoldoende is ingegaan op zijn stelling dat zijn zus zwanger is geraakt en is meegenomen door Al-Shabaab kan niet worden gevolgd omdat zijn asielrelaas, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand.
10. Vanwege het passeren van een gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.