ECLI:NL:RBDHA:2025:4670
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep
Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarbij de minister had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen op de grond dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de minister meldde dat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer had met hem. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
In de uitspraak van dezelfde dag heeft de rechtbank het samenhangende beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien het beroep niet-ontvankelijk was, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.