ECLI:NL:RBDHA:2025:466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL24.43728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak na prematuur beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 12 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op 20 november 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Echter, op 7 november 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, terwijl de termijn van zestien weken nog niet was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat het tweede beroep prematuur was en derhalve niet-ontvankelijk. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep en dat verzoeker geen aanspraak kan maken op een proceskostenveroordeling. Het verzoek is afgewezen, omdat er geen grond was voor een proceskostenvergoeding, gezien het prematuur ingediende beroep. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 12 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag.
Bij uitspraak van 20 november 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van zestien weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen. [1]
Op 7 november 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
Verweerder heeft op 3 december 2024 de aanvraag van eiser ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft desgevraagd op 6 januari 2025 op dit verzoek gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [2] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In haar uitspraak van 20 november 2024 heeft de rechtbank het eerste beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zestien weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
3. De rechtbank stelt vast dat de termijn van zestien weken nog niet was verstreken bij het indienen van het beroepschrift. Het beroep is daarom prematuur ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
5. Verzoeker heeft daarom geen aanspraak op een proceskostenveroordeling. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Besluit proceskosten bestuursrecht.