ECLI:NL:RBDHA:2025:4642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de buitenbehandelingstelling van een verzoek om tijdelijke bescherming en asielaanvraag van een Oekraïense nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres, een Oekraïense vrouw van 81 jaar, beoordeeld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 24 juli 2024. Dit besluit stelde haar verzoek om tijdelijke bescherming en haar asielaanvraag buiten behandeling. Eiseres had op 19 augustus 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit, nadat zij niet in staat was om zich tijdig bij de IND te melden voor de formaliteiten van haar aanvraag. De rechtbank heeft op 4 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat de minister het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet aan de vereisten voldeed om haar aanvraag te formaliseren. Echter, het terugkeerbesluit dat aan eiseres was opgelegd, werd door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom het terugkeerbesluit was opgelegd, en dat dit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om het beginsel van non-refoulement te respecteren en dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft de minister ook aangespoord om de procedure rondom tijdelijke bescherming en asielaanvragen te verbeteren, zodat kwetsbare aanvragers zoals eiseres beter worden ondersteund.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32603
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. A. J. de Boer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 24 juli 2024 waarbij haar verzoek om tijdelijke bescherming en haar asielaanvraag buiten behandeling zijn gesteld.
2. Eiseres heeft tegen dit besluit op 19 augustus 2024 beroep ingesteld.
3. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de buitenbehandelingstelling van het verzoek van eiseres om tijdelijke bescherming en van haar asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
7. Eiseres stelt van Oekraïense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1943. Zij heeft zich in Nederland ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) bij de gemeente omdat zij bescherming wil onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.1
8. De minister heeft eiseres met het voornemen van 17 juni 2024 bericht dat zij een afspraak moet maken bij de IND voor de beoordeling van het recht op tijdelijke bescherming en voor het indienen van een asielaanvraag. De minister heeft daarbij aangegeven dat hij van plan is om het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de IND het verblijfsrecht van eiseres niet heeft kunnen beoordelen nu eiseres zich nog niet heeft gemeld bij de IND. Ook is vermeld dat eiseres verplicht is om zich in persoon bij de IND te melden, om ook de asielaanvraag te kunnen ondertekenen. De minister heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken alsnog bij de IND langs te komen, of om schriftelijk haar zienswijze naar voren te brengen als zij het niet eens is met het voornemen. Eiseres heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
9. Vervolgens heeft de minister met het bestreden besluit van 24 juli 2024 het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister heeft daarnaast een terugkeerbesluit opgelegd.
Heeft de minister de aanvragen buiten behandeling kunnen stellen?
10. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat haar aanvraag voor tijdelijke bescherming niet buiten behandeling had moeten worden gesteld. Eiseres is 81 jaar oud en spreekt alleen de Oekraïense taal. Zij heeft geen netwerk in Nederland. Gezien deze omstandigheden kan niet van eiseres worden verwacht dat zij weet hoe ze om moet gaan met ambtelijke stukken. Verder voert eiseres aan dat zij niet zelfstandig kan reizen in Nederland. Het is niet mogelijk voor haar om alleen naar het IND-loket te reizen voor de formalisering en ondertekening van haar aanvraag. De minister had dit moeten begrijpen en had eiseres tegemoet moeten komen. De minister had contact kunnen opnemen met de opvanggemeente en via deze weg vast kunnen stellen of eiseres voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming.

Het toetsingskader

11. De rechtbank stelt voorop dat de procedure voor een aanvraag om tijdelijke bescherming in de zin van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming is verankerd in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens artikel 43a, van de Vw moet iemand een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel zoals bedoeld in artikel 28 van de Vw indienen om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming. De procedure rondom de aanvraag van tijdelijke bescherming is uiteengezet in de Werkinstructie 2022/17 (WI). Uit paragraaf 2.1 van de WI blijkt dat een vreemdeling die meent onder de bescherming van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming te vallen, zich eerst moet wenden tot de gemeente voor opvang en zich daar kan inschrijven in het BRP. Voor deze andere procedure is bewust gekozen omdat anders een te groot beslag op Ter Apel zou worden gelegd en de IND niet kan beslissen op andere asielaanvragen. Uit de WI blijkt verder dat de inschrijving in het BRP wordt aangemerkt als de startdatum van een (zij het onvolledige) asielaanvraag. Hierna wordt de vreemdeling uitgenodigd om de asielaanvraag bij de IND te formaliseren en te ondertekenen.
12. Op grond van artikel 3.108 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is de vreemdeling verplicht om zijn of haar asielaanvraag in persoon in te dienen en te
ondertekenen op een door de IND aangewezen plaats.
13. De minister heeft de bevoegdheid om een aanvraag buiten behandeling te stellen als een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.2
De buitenbehandelingstelling
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres met het schriftelijk voornemen van 17 juni 2024 in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag te formaliseren en ondertekenen. In het voornemen is duidelijk en in twee talen (Nederlands en Oekraïens) toegelicht hoe eiseres dit moet doen. Zij moet binnen vier weken langskomen op de IND-locatie in Amsterdam en kan daarvoor online een afspraak maken. Als eiseres niet binnen vier weken langs kan komen, moet zij de IND bellen en uitleggen waarom dat niet mogelijk is. Tot slot is vermeld dat, als eiseres niet op tijd bij de IND langsgaat, zij geen recht heeft op tijdelijke bescherming en dat de aanvraag zal worden afgesloten.
15. Vaststaat dat eiseres niet binnen vier weken na het uitbrengen van het voornemen langs is gekomen bij de IND in Amsterdam om de aanvraag te formaliseren en ondertekenen. Eiseres stelt dat zij geen netwerk heeft in Nederland en onvoldoende mobiel is om zelfstandig te kunnen reizen. Deze stellingen zijn niet onderbouwd. Het enkele feit dat eiseres 81 jaar oud is, is onvoldoende om het gestelde aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is in het voornemen voldoende duidelijk beschreven hoe de aanvraagprocedure voor tijdelijke bescherming verloopt en waar eiseres zich had moeten melden. Daarnaast is het voornemen ook vertaald naar het Oekraïens. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk was voor haar om zich tijdig te melden bij de IND.
16. Verder blijkt uit het verweerschrift van de minister en de website van het IND waar het verweerschrift naar verwijst,3 dat de formalisering van de aanvraag voor tijdelijke bescherming meer behelst dan alleen het ondertekenen van het formulier. Het standpunt van eiseres dat de minister in samenwerking met de opvanggemeente de aanvraag had kunnen formaliseren en op deze manier eiseres tegemoet te komen, kan de rechtbank dan ook niet volgen. De minister heeft ter zitting nog toegelicht dat een medewerker van de IND nog heeft geprobeerd om telefonisch contact te zoeken met de gemachtigde van eiseres om uitleg te geven over de procedure, maar de gemachtigde nam niet op. Nu eiseres en haar gemachtigde niet op zitting zijn verschenen en ook overigens niet bekend is waar eiseres verblijft, is het de minister niet gelukt om tot een praktische oplossing te komen.
17. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen.
Het terugkeerbesluit
18. De rechtbank ziet zich vervolgens nog voor de vraag gesteld of de minister aan eiseres een terugkeerbesluit heeft mogen opleggen.
19. Uit het arrest Ararat van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) van 17 oktober 2024 (rechtsoverweging 35)4 volgt dat de minister verplicht is om het beginsel van
non-refoulement in alle fasen van de terugkeerprocedure te eerbiedigen. Het beginsel van non-refoulement houdt in dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd.
20. Het terugkeerbesluit houdt voor eiseres in dat zij de EU binnen vier weken moet verlaten. Vermeld is tevens dat zij moet terugkeren naar het land waarvan zij de nationaliteit heeft (Oekraïne). De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen kenbare motivering bevat met betrekking tot het beginsel van non-refoulement.
21. De minister heeft op de zitting erkend dat het terugkeerbesluit ten onrechte is opgelegd. Daarmee heeft de minister toegegeven dat het opleggen van het terugkeerbesluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel.
22. De rechtbank concludeert dat de minister het terugkeerbesluit niet aan eiseres heeft mogen opleggen. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is gegrond omdat het terugkeerbesluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, voor zover daarbij aan eiseres een terugkeerbesluit is opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor finale geschillenbeslechting omdat de minister op de zitting de onjuistheid van het terugkeerbesluit heeft erkend.
24. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt €907,- voor het indienen van het beroepschrift. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 24 juli 2024, voor zover daarbij aan eiseres een terugkeerbesluit is opgelegd;- veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Richtlijn 2001/55/EG.
2 Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Awb.
3 https://ind.nl/nl/oekraine/richtlijn-tijdelijke-bescherming-oekraine.
4 ECLI:EU:C:2024:892.