In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres, een Oekraïense vrouw van 81 jaar, beoordeeld tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 24 juli 2024. Dit besluit stelde haar verzoek om tijdelijke bescherming en haar asielaanvraag buiten behandeling. Eiseres had op 19 augustus 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit, nadat zij niet in staat was om zich tijdig bij de IND te melden voor de formaliteiten van haar aanvraag. De rechtbank heeft op 4 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de minister het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet aan de vereisten voldeed om haar aanvraag te formaliseren. Echter, het terugkeerbesluit dat aan eiseres was opgelegd, werd door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom het terugkeerbesluit was opgelegd, en dat dit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om het beginsel van non-refoulement te respecteren en dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft de minister ook aangespoord om de procedure rondom tijdelijke bescherming en asielaanvragen te verbeteren, zodat kwetsbare aanvragers zoals eiseres beter worden ondersteund.