ECLI:NL:RBDHA:2025:4641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
24-49855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres wegens onvoldoende bewijs van vrouwenbesnijdenis

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar herhaalde asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1994, heeft op 29 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, na eerdere aanvragen die als ongegrond zijn afgewezen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op 6 december 2024, met het argument dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico loopt op vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft op 28 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de minister de nieuwe stukken die eiseres heeft overgelegd, inhoudelijk heeft beoordeeld, maar dat deze onvoldoende bewijs leveren voor de claim dat haar zus is besneden en dat eiseres zelf een risico loopt. Eiseres heeft in eerdere procedures al niet kunnen aantonen dat haar vrees voor vrouwenbesnijdenis geloofwaardig is. De rechtbank stelt vast dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico loopt op vrouwenbesnijdenis. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.49855
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. E. Ceylan), en
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres is van Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1994]. Zij heeft op 29 augustus 2024 een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep (NL24.49856), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, C. de Windt als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding en asielrelaas
4. Eiseres heeft op 1 februari 2021 asiel aangevraagd. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij problemen heeft ondervonden vanwege de verdrinking van haar vriendin [vriendin] en dat zij vreest voor vrouwenbesnijdenis. Bij besluit van 16 juli 2021 heeft de minister deze aanvraag afgewezen als ongegrond waarbij de problemen vanwege de verdrinking van [vriendin]
en de vrees voor vrouwenbesnijdenis niet zijn geloofd. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.1 Ook het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank is ongegrond verklaard. 2 Daarmee staat dit besluit in rechte vast.
4.1.
Eiseres heeft op 20 december 2023 en op 10 juni 2024 een herhaalde asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvragen buiten behandeling gesteld op 3 januari 2024 en op 28 juni 2024. Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar heeft deze beroepen ook weer ingetrokken.
4.2.
Op 29 augustus 2024 heeft eiseres de herhaalde asielaanvraag ingediend waarover deze procedure gaat. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij nu over bewijsstukken beschikt waaruit blijkt dat haar zus [zus] is besneden. Eiseres heeft een kopie geboortecertificaat [eiseres], een kopie geboortecertificaat [zus] en een kopie besnijdeniscertificaat [zus] overgelegd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt om ook besneden te worden gezien haar etniciteit en omdat zij, na de besnijdenis van haar zus, het oudste kind is dat nog niet is besneden.
Het bestreden besluit
5. De minister vindt dat eiseres met de door haar nieuw overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk heeft te vrezen voor vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. De minister vindt dat eiseres met die stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar zus [zus] is besneden. Ook is de minister niet gebleken dat eiseres gelet op de algemene landeninformatie persoonlijk risico loopt op vrouwenbesnijdenis.
De nieuw overgelegde stukken
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister ten onrechte en op onjuiste gronden haar asielrelaas niet geloofwaardig vindt. Eiseres stelt dat uit de geboorteaktes blijkt dat zij en [zus] zussen zijn. Zij vindt dat niet doorslaggevend mag zijn dat zij in de vorige procedure heeft gezegd dat haar zus een andere achternaam heeft. Volgens eiseres blijkt uit de geboorteaktes de familierechtelijke relatie. Verder stelt eiseres dat zij met de ziekenhuisverklaring aannemelijk heeft gemaakt dat haar zus is besneden. Daarom loopt zij zelf ook een risico op vrouwenbesnijdenis. Eiseres stelt dat de minister in strijd met het arrest L.H.3 van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 een te strikt toetsingskader hanteert, omdat zij niet in staat is om originele documenten te overleggen. De minister had de overgelegde stukken bij de beoordeling moeten betrekken.
7. De rechtbank stelt vast dat in de vorige asielprocedure vast is komen te staan dat eiseres haar vrees om besneden te worden bij terugkeer niet aannemelijk heeft gemaakt en onvoldoende heeft onderbouwd dat haar zus is besneden. Eiseres heeft in de onderhavige procedure nieuwe stukken overgelegd waarmee zij aannemelijk wil maken dat haar zus is besneden. De rechtbank beoordeelt daarom eerst of de minister dit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden.
7.1.
In dat licht overweegt de rechtbank eerst dat de minister deze nieuwe stukken wel inhoudelijk heeft beoordeeld in haar besluitvorming. Dat dit kopieën en geen originele documenten zijn, heeft daaraan niet in de weg gestaan. Daarnaast deelt de rechtbank het
standpunt van de minister dat wordt getwijfeld of eiseres haar zus is besneden en dat eiseres daarom ook persoonlijk heeft te vrezen voor vrouwenbesnijdenis. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het certificaat van besnijdenis tegenstijdig is met de verklaringen van eiseres. Eiseres heeft namelijk in haar zienswijze van 16 juli 2021 in de procedure over haar eerste asielaanvraag verklaard dat haar zus recentelijk is besneden.
Eiseres heeft in onderhavige procedure tijdens het gehoor verklaard dat de besnijdenis van haar zus twee of drie jaar geleden plaatsvond, wat betekent dat haar zus eind 2022 of eind 2021 zou zijn besneden. Op het certificaat van het ziekenhuis staat dat een kind, genaamd [zus], op 10 augustus 2023 is besneden. Dit strookt niet met elkaar. Als eiseres tijdens het gehoor hiernaar wordt gevraagd, antwoordt eiseres dat de besnijdenis eerder heeft plaatsgevonden en 10 augustus 2023 alleen de datum van het certificaat is. Zo staat het echter niet op het certificaat. Bovendien komt eiseres in haar correcties en aanvullingen met een geheel andere verklaring, namelijk dat haar zus voor een tweede keer zou zijn besneden in 2023. De rechtbank heeft eiseres hiernaar gevraagd op de zitting, maar eiseres heeft geen afdoende verklaring voor die verschillen gegeven. Verder volgt de rechtbank het standpunt van de minister dat met het overleggen van de kopieën van de geboorteaktes en het certificaat van het ziekenhuis onvoldoende vast is komen te staan dat het de zus is van eiseres die zou zijn besneden. Weliswaar volgt uit de geboorteaktes dat eiseres en haar zus dezelfde ouders hebben, echter heeft eiseres in haar eerste asielprocedure verklaard dat haar zus [zus] [achternaam] heet, terwijl op het certificaat van besnijdenis een kind wordt genoemd met de naam [zus]. De minister heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiseres met de nieuw overgelegde stukken niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat het haar zus is die is besneden.
De algemene landeninformatie
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt om ook besneden te worden gezien haar etniciteit en omdat zij, na de besnijdenis van haar zus, het oudste kind is dat nog niet is besneden.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich gemotiveerd op het standpunt heeft kunnen stellen dat ook uit algemene landeninformatie niet volgt dat eiseres persoonlijk bij terugkeer een reëel risico loopt op vrouwenbesnijdenis. De minister stelt terecht dat in de vorige asielprocedure al is vastgesteld dat het gegeven dat uit landeninformatie volgt dat 51% van de vrouwen in de [stam] besneden is niet betekent dat alle vrouwen van de [stam] een reëel risico lopen op besnijdenis. Nog steeds is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat zij persoonlijk een risico loopt. In de onderhavige procedure heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij, omdat haar zus is besneden, vanwege de rangorde die door haar stam wordt aangehouden nu wel een risico loopt om besneden te worden. De rechtbank stelt vast dat ook in de vorige procedure al is geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat er bij de stam van eiseres een rangorde wordt aangehouden. De enkele herhaling van deze stelling zonder nadere onderbouwing leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verder heeft eiseres op zitting toegelicht dat zij in dit kader vreest voor mensen van traditie, en dat deze mensen familieleden van haar vader en moeder zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze toelichting onvoldoende concreet is om op basis daarvan aan te nemen dat eiseres een reële vrees heeft. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres in de onderhavige procedure niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico loopt op vrouwenbesnijdenis bij terugkeer naar Nigeria.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 25 februari 2022, NL21.13091.
2 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2022, 202201864/1/V3.
3 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.