ECLI:NL:RBDHA:2025:4636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
24-35982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning had aangevraagd met het doel om als familie- of gezinslid bij een bepaalde persoon te verblijven, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De minister had in een eerder besluit van 13 september 2024 de aanvraag afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er een beslissing op zijn bezwaar was genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich in een brief van 28 januari 2025 niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien beide partijen het erover eens waren dat de uitzetting van de verzoeker moest worden opgeschort, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen. Dit betekent dat de minister niet mocht overgaan tot uitzetting van de verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. Ook moet de minister het griffierecht van € 187,- aan de verzoeker vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.35982
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. A.C.M. Nederveen), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. E.M.J.H. de Bonth).

Inleiding

1. In het besluit van 13 september 2024 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A]’ afgewezen.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
1.2.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist.
3. De minister heeft in een brief van 28 januari 2025 laten weten dat zij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien totdat op zijn bezwaar is beslist, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting van verzoeker tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 907,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1). De minister moet ook het betaalde griffierecht aan verzoeker vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit en verbiedt de minister verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 maart 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.