ECLI:NL:RBDHA:2025:463
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen. De rechtbank had eerder, op 22 juli 2024, het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 17 december 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat voldoende aannemelijk was gemaakt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling werd voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, aangezien verweerder nog steeds geen besluit had genomen op de aanvraag van eiseres. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 200 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.