Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek ten aanzien van de huwelijksgoederengemeenschap.
De rechtbank gaat bij het toepasselijk recht uit van het volgende. Omdat het huwelijk is gesloten na 1 januari 1992 is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (hierna: het Verdrag) van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen. Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Dit betekent dat de vraag naar het toepasselijke recht moet worden beantwoord op basis van de objectieve verwijzingsregel van artikel 4 van het Verdrag. Op grond van dit artikel wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van de staat op welk grondgebied zij hun eerste gewone verblijfplaats na huwelijk vestigen. Dit was in Nederland, zodat het Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Algehele gemeenschap van goederen
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. Het uitgangspunt is dan dat de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap (op grond van artikel 1:100 BW (zoals dat gold tot 1 januari 2018)) bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum 19 februari 2024, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Omvang
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
de echtelijke woning te Rijswijk;
de inboedel van de echtelijke woning;
de auto’s;
een schuld aan de moeder van de vrouw.
verscheidene bankrekeningen;
het pensioen van de man.
Ad a.Door de man is verzocht om de echtelijke woning aan hem toe te delen. De vrouw stemt hiermee in beginsel in. Partijen hebben ook overeenstemming over een makelaar voor de taxatie van de woning, te weten Olsthoorn Makelaars. Tegelijkertijd is de vrouw van mening dat dit al veel te lang duurt en de man heeft volgens haar gedurende de loop van de echtscheidingsprocedure geen enkele stap ondernomen om aan te tonen dat hij in staat zal zijn om de woning over te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de man in de gelegenheid gesteld moet worden om de woning over te nemen. Aan de man zal daarbij – gelet op zijn atypische inkomenssituatie – een termijn van vier maanden worden gegeven om aan te tonen dat hij in staat is om de woning tegen de getaxeerde kan overnemen, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Slaagt de man hierin niet, dan zal de woning worden verkocht aan een derde, waarna partijen de over-/onderwaarde delen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank ten aanzien van de echtelijke woning de wijze van verdeling vaststellen conform het in het dictum vermelde spoorboekje.
Ad b. en c.Op de zitting is door partijen aangegeven dat ten aanzien van de auto’s en de inboedel van de echtelijke woning geen geschil meer bestaat. De rechtbank beschouwt de verzoeken hierover daarom als ingetrokken en zal hierop niet meer beslissen.
Ad d.Door de vrouw is een schuld naar voren gebracht bij haar ouders ten bedrage van € 14.000,-. Haar ouders hebben dit aan partijen geleend voor de aanschaf van een auto. De man heeft het bestaan van deze lening echter betwist. Volgens hem was geen sprake van een lening, maar van een schenking. De man heeft op vrijwillige basis besloten om het terug te betalen en zette hiervoor elke maand een bedrag van € 250,- apart. Er is echter geen leningsovereenkomst noch een afspraak over periodieke aflossingen. Het verzoek van de vrouw ten aanzien van het geldbedrag moet niet-ontvankelijk worden verklaard, althans worden afgewezen, omdat de rechtsverhouding niet ziet op een vordering van de vrouw op de man.
De rechtbank overweegt dat de man weliswaar het bestaan van de schuld betwist, maar uit zijn gedragingen volgt dat hij wel degelijk uitgaat van een terug te betalen lening. Hij reserveert hiervoor iedere maand een bedrag. Het feit dat er geen concrete afspraken gemaakt zijn over periodieke aflossingen maakt dit niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een schuld waarvoor beide partijen draagplichtig zijn.
Ad e.Partijen zijn het erover eens dat de saldi van de bankrekeningen op de peildatum over en weer bij helfte moeten worden gedeeld. Door geen van hen is tot nu toe echter inzage gegeven in deze bankrekeningen. Op de zitting is daarom besproken dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld om alsnog afschriften van de op de peildatum aanwezige saldi op de bankrekening(en) van partijen, vergezeld van een voorstel tot verdeling.
De rechtbank zal bepalen dat partijen deze stukken uiterlijk binnen
een termijn van vier weken, (dus uiterlijk 31 januari 2025), moeten indienen. Zij krijgen vervolgens elk een termijn van
twee weken (dus tot 14 februari 2025)om op elkaars stukken en voorstel te reageren. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, zal de rechtbank vervolgens een beslissing nemen.
Ad f.Door de vrouw is tot slot aangevoerd dat de pensioenen van partijen verevend moeten worden. Voor het door de vrouw opgebouwde pensioen geldt dat dit – zoals gebruikelijk – kan geschieden via de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS). De man bouwt echter geen pensioen op via een Nederlandse pensioenuitvoerder, maar via het ICC. Daardoor is de WVPS niet van toepassing en bestaat geen recht op een rechtstreekse uitbetaling aan de vrouw op het moment dat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, aldus de vrouw. Door de man is het voorgaande bevestigd. Op de zitting is daarom besproken dat de man inzage zal geven het door hem opgebouwde pensioen en een voorstel zal doen omtrent de verevening c.q. verdeling daarvan. De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren.
De rechtbank zal bepalen dat de man deze stukken uiterlijk binnen een termijn van
vier weken (dus uiterlijk 31 januari 2025), moeten indienen. De vrouw krijgt vervolgens een termijn van
twee weken (dus tot 14 februari 2025), om daarop te reageren. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, zal de rechtbank vervolgens een beslissing nemen.
Gebruiksvergoeding
Door de vrouw is tot slot verzocht om een gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning, omdat de man al sinds het feitelijk uiteengaan in de woning verblijft. De man wil deze woning ook overnemen, maar heeft hiertoe tot op heden niet ondernomen. Omdat de vrouw belang heeft bij een spoedige verdeling, verzoekt zij een gebruiksvergoeding vast te stellen vanaf het moment van indiening van het verzoekschrift, althans vanaf de datum van onderhavige beschikking.
Op de zitting is met partijen over de gebruiksvergoeding gesproken. Daarbij is aan de vrouw voorgehouden dat de man weliswaar in de woning verblijft, maar ook feitelijk alle eigenaarslasten voldoet, terwijl de vrouw in beginsel gehouden is om hieraan voor de helft bij te dragen. Partijen zijn daarop overeengekomen dat betaling van de volledige eigenaarslasten van de woning door de man geldt als een vergoeding voor de vrouw. De man zal deze lasten niet van de vrouw terugvorderen. De rechtbank zal, gelet op deze overeenstemming, hierover dan ook geen beslissing nemen.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [dag] 2008 te [plaats 1] , Sierra Leone;
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 1] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de man;
bepaalt dat de minderjarigen:
- de ene week bij de vrouw verblijven en de andere week bij de man, waarbij de wissel plaatsvindt op vrijdag voor/na schooltijd en waarbij de ouder bij wie de kinderen op dat moment verblijven, zorg draagt voor het halen en brengen van en naar de buitenschoolse activiteiten van de kinderen;
- op woensdag om 18.00 uur bellen met de ouder bij wie zij in die week niet verblijven;
bepaalt dat de vakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen zullen worden verdeeld, waarbij de vrouw steeds in september van het voorafgaande jaar een voorstel aan de man toestuurt en waarop de man binnen één maand zal reageren;
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vrouw] ,
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[de man] ,
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
een partneralimentatie van € 785,- netto per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt de wijze van verdeling met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 2] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening(en) en eventuele polis(sen), onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, als volgt vast:
1. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) Partijen verstrekken binnen één week na de datum van onderhavige beschikking gezamenlijk een opdracht aan Olsthoorn Makelaars als makelaar-taxateur. De waarde van de woning zal door deze makelaar-taxateur bindend tussen partijen worden vastgesteld waartegen de man de woning zal overnemen;
b) de vrouw dient binnen twee maanden na de taxatie aan de vrouw aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, te vermeerderen met de waarde van de eventueel aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening(en) ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur;
d) de kosten van de notariële overdracht worden door de man als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, te vermeerderen met de waarde van de eventueel aan de woning gekoppelde polis(sen) ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening(en) ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap dat de rechtbank
binnen een termijn van vier weken (dus uiterlijk 31 januari 2025)de volgende stukken wil ontvangen:
- van beide partijen: afschriften van de op de peildatum aanwezige saldi van de op de naam van de man c.q. de vrouw gestelde bankrekeningen en eventuele op naam van beide partijen gestelde bankrekeningen, voorzien van een voorstel tot verdeling, waarna partijen een
- van de man: stukken waaruit de door hem gedurende het huwelijk opgebouwde pensioenvoorziening volgt, voorzien van een toelichting en voorstel tot verevening/verdeling, waarna de vrouw een
waarna de rechtbank een beslissing zal nemen in het geval partijen niet is gelukt om tot overeenstemming te komen;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de
verdeling van de huwelijks-gemeenschap aan tot 15 februari 2025;
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Huizenga, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 januari 2025.