ECLI:NL:RBDHA:2025:4610
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding
Op 20 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De zaak betreft een verzoeker die zijn asielaanvraag had ingediend, maar wiens aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie op 30 januari 2025 buiten behandeling was gesteld. Tevens was er een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd aan de verzoeker. Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 10 maart 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zich afmeldden. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL25.5736), waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. Gezien de inhoud van die uitspraak was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 907,00, gebaseerd op de kosten voor rechtsbijstand door de gemachtigde. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.