Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Conclusie en gevolgen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 20 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 22/3859. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een V-nummer heeft. De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De verzoeker heeft verzuimd om een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft en een kopie van het bezwaarschrift over te leggen. Ondanks een verzoek van de rechtbank om dit verzuim te herstellen, heeft de verzoeker binnen de gestelde termijn geen documenten overgelegd. Hierdoor was het voor de voorzieningenrechter niet duidelijk waar het verzoek om een voorlopige voorziening op zag.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier S.A. Sewratan, en is bekendgemaakt op 12 maart 2025.