ECLI:NL:RBDHA:2025:4594

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL 25 1946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet-tijdig beslissen op verzoek om faciliterend visum en proceskostenvergoeding

Op 15 januari 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van een faciliterend visum voor kort verblijf. De minister van Asiel en Migratie heeft op 13 maart 2025 meegedeeld alsnog een faciliterend visum aan verzoekster af te geven. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, is het bezwaar gegrond verklaard en is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Daarnaast wijst de rechtbank erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 194 te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1946

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. Luscuere),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Verzoekster heeft op 15 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van een faciliterend visum voor kort verblijf.
Op 13 maart 2025 heeft verweerder meegedeeld alsnog een faciliterend visum aan verzoekster af te geven.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, en het bezwaar hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond is verklaard, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. De rechtbank wijst er verder nog op dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 194 te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.