ECLI:NL:RBDHA:2025:454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL 24.4023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een besluit van de minister van 1 februari 2024, waarbij de aanvraag van verzoekster werd afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarop de minister op 15 november 2024 heeft beslist. Echter, verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op het bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat de voorzieningenrechter toe om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen. De voorzieningenrechter legt in de uitspraak uit dat het ontbreken van een beroepsprocedure tegen het besluit op het bezwaar betekent dat er geen grond is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4023

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [vnummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 1 februari 2024 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De minister heeft op 15 november 2024 beslist op het bezwaarschrift.
1.4.
Verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.