ECLI:NL:RBDHA:2025:453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verbeurte van dwangsom

In deze zaak heeft eiseres op 5 september 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 1 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 10 mei 2024 het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit vernietigd, waarbij de minister werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Aangezien er geen termijn was gesteld voor dit nieuwe besluit, gold de wettelijke termijn van zes maanden, die eindigde op 11 november 2024. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de maximale termijn van 21 maanden voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank draagt de minister op om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49869

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 22 december 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een
besluit door verweerder op haar asielaanvraag van 5 september 2021.
Bij uitspraak van 14 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het beroep
gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen acht weken, vanaf de bekendmaking
van de uitspraak, alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken.
Op 18 september 2023 heeft eiseres nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen
van een besluit door verweerder op de aanvraag.
Bij besluit van 1 februari 2024 (het besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres
afgewezen als kennelijk ongegrond.
Bij uitspraak van 10 mei 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, het beroep tegen het besluit gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 mei 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag het beroep tegen het niet tijdig beslissen van eiseres van 18 september 2023 deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Op 13 december 2024 heeft eiseres nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiseres.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 5 september 2021 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 1 februari 2024 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres haar nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij uitspraak van 10 mei 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, het beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en verweerder opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. [2]
3. De rechtbank heeft in haar uitspraak geen termijn gesteld waarbinnen verweerder een nieuwe beslissing op de asielaanvraag van eiseres moet nemen. Daarom geldt de wettelijke termijn van zes maanden uit artikel 42, eerste lid, van de Vw. [3] Deze termijn is aangevangen op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Dit betekent dat de beslistermijn voor eiseres is geëindigd op 11 november 2024. Eiseres heeft verweerder na het verstrijken van deze termijn in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is gegrond.
4. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de maximale termijn van 21 maanden uit artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn [4] is verstreken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvraag te beslissen, maar uiterlijk twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiser(es) verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
6. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000 (vijftienduizend euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten,
kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.NL24.3934 (niet gepubliceerd).
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Richtlijn 2013/32/EU.