In deze zaak heeft eiseres op 5 september 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 1 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 10 mei 2024 het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit vernietigd, waarbij de minister werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Aangezien er geen termijn was gesteld voor dit nieuwe besluit, gold de wettelijke termijn van zes maanden, die eindigde op 11 november 2024. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de maximale termijn van 21 maanden voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank draagt de minister op om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.