ECLI:NL:RBDHA:2025:452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
NL 24.37475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake afwijzing aanvraag opschorting van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een V-nummer heeft, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor opschorting van vertrek. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) en betreft een beslissing die op 23 september 2024 is genomen. De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verweerder, in dit geval de Minister van Asiel en Migratie, heeft op 6 november 2024 een beslissing genomen op het bezwaarschrift van verzoeker. Verzoeker heeft echter op 15 november 2024 zijn beroep tegen deze beslissing ingetrokken, waardoor er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, omdat er geen lopende beroepsprocedure is tegen het besluit waar het verzoek op is gebaseerd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37475

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [vnummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) van 23 september 2024. van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Verweerder heeft op 6 november 2024 beslist op het bezwaarschrift.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift, maar heeft dit beroep op 15 november 2024 weer ingetrokken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.