ECLI:NL:RBDHA:2025:452
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake afwijzing aanvraag opschorting van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een V-nummer heeft, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor opschorting van vertrek. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) en betreft een beslissing die op 23 september 2024 is genomen. De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventuele bodemprocedure.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verweerder, in dit geval de Minister van Asiel en Migratie, heeft op 6 november 2024 een beslissing genomen op het bezwaarschrift van verzoeker. Verzoeker heeft echter op 15 november 2024 zijn beroep tegen deze beslissing ingetrokken, waardoor er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar.
De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, omdat er geen lopende beroepsprocedure is tegen het besluit waar het verzoek op is gebaseerd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.