ECLI:NL:RBDHA:2025:4506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/09/680046 / KG ZA 25-119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van het gehuurde afgewezen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [naam 1] vorderde dat FLEXIBLE REAL ESTATE B.V. (FRE) en LIDERJOB B.V. (Liderjob) het restaurantgedeelte van een onroerende zaak in Wassenaar zouden ontruimen. [naam 1] is eigenaar van de onroerende zaak en heeft het restaurantgedeelte verhuurd aan Hotel Wassenaar, dat op zijn beurt het restaurantgedeelte aan FRE en Liderjob ter beschikking heeft gesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij de vordering van [naam 1] en dat de vordering op inhoudelijke gronden moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat FRE en Liderjob gerechtvaardigd konden vertrouwen op de vertegenwoordiging van [naam 3], die namens [naam 1] handelde. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat Hotel Wassenaar aanzienlijke investeringen heeft gedaan in het restaurantgedeelte, wat het onredelijk zou maken om tot ontruiming over te gaan. Uiteindelijk is [naam 1] veroordeeld in de proceskosten van FRE, Liderjob en Hotel Wassenaar.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/680046 / KG ZA 25-119
Vonnis in kort geding van 20 maart 2025
in de zaak van
[naam 1],
te [woonplaats] (China), woonplaats kiezend te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: [naam 1] ,
advocaat: mr. A.A.S. Wiesmeier-van der Brugge,
tegen
FLEXIBLE REAL ESTATE B.V.,
te Bleiswijk,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: FRE,
advocaat: mr. H.C. Uittenbogaart,
en
LIDERJOB B.V.
te Bleiswijk,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
hierna te noemen: Liderjob,
advocaat: mr. H.C. Uittenbogaart,
in welke zaak heeft verzocht te mogen interveniëren:
HOTEL WASSENAAR B.V.
te Wassenaar,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Hotel Wassenaar,
advocaat: mr. A. de Groot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 februari 2025, met producties 1 t/m 12;
- de conclusie in incident (voeging art. 217 Rv [1] ), met producties 1 t/m 19;
- de brief van mr. Uittenbogaart van 4 maart 2025 waarin hij zich stelt voor FRE en Liderjob, met aangehecht producties 1 t/m 4;
- de op 4 maart 2025 door [naam 1] ingediende akte overleggen producties t.b.v. mondelinge behandeling d.d. 6 maart 2025, alsmede verweer in het incident opgeworpen door Hotel Wassenaar B.V.
1.2.
Op 6 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het geschil is de vordering van Hotel Wassenaar om zich in het kort geding te mogen voegen aan de orde gesteld. [naam 1] enerzijds en FRE en Liderjob anderzijds hebben meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de verzochte voeging. Aangezien ook niet is gebleken dat de voeging aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat, en aldus zich geen strijd met de goede procesorde (in het algemeen) voordoet, heeft de voorzieningenrechter de interventie toegestaan.
1.4.
Partijen hebben vervolgens aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen hun standpunten nader toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord. De voorzieningenrechter heeft tot slot bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in Wassenaar (hierna ook aangeduid als: de onroerende zaak). Deze onroerende zaak bestaat uit twee gedeelten: een hotelgedeelte en een gedeelte dat voorheen een restaurant was (het restaurantgedeelte). [naam 1] heeft met ingang van 1 juli 2021 zijn beide zoons gevolmachtigd om namens hem te handelen waar het de onroerende zaak betreft.
2.2.
[naam 1] heeft het restaurantgedeelte per 1 augustus 2021 verhuurd aan Indrapura Wassenaar B.V. (hierna: Indrapura) tegen een maandelijks verschuldigde huurprijs van € 1.800,-.
2.3.
[naam 1] heeft het hotelgedeelte met ingang van 1 december 2021 verhuurd aan Hotel Wassenaar.
2.4.
Eén van de zoons van [naam 1] heeft in 2021 contact gehad met Liderjob over de exploitatie van het hotelgedeelte, dat op dat moment via een onderhuurovereenkomst nog in handen was van Van Bergen Personeelsdiensten.
2.5.
Op 5 april 2022 zijn de aandelen van Indrapura met toestemming van [naam 1] verkocht aan [bedrijfsnaam] B.V. [bedrijfsnaam] B.V., waarvan de heer [naam 2] bestuurder is, is door een eerdere aandelenoverdracht ook de bestuurder van Hotel Wassenaar.
2.6.
De heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft voor het notariële afwikkeling van voormelde verkoop op 24 maart 2022 mede namens de zoons van [naam 1] de notaris benaderd. Op 22 april 2022 heeft [naam 3] de notaris bericht dat er nog twee aanpassingen moeten plaatsvinden in het concept van de koopovereenkomst zoals die door notaris is opgesteld.
2.7.
Op initiatief van de Stichting Haagse Vrienden voor Oekraïne hebben de heer [naam 2] (als vertegenwoordiger van Hotel Wassenaar, hierna te noemen: [naam 2] ) en [naam 3] namens [naam 1] (als eigenaar van de onroerende zaak) vanaf juni 2022 overleg gevoerd met de gemeente Wassenaar over de verbouwing van het restaurantgedeelte tot 15 kamers ten behoeve van de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. De aanvraag voor een omgevingsvergunning is gedaan door Hotel Wassenaar.
2.8.
Na een vraag van de gemeente Wassenaar bericht [naam 3] de gemeente als volgt:
2.9.
De gemeente Wassenaar heeft op 30 november 2022 de verzochte omgevingsvergunning aan Hotel Wassenaar verleend. Vervolgens heeft Hotel Wassenaar het restaurantgedeelte laten verbouwen tot 15 studio’s. Met deze verbouwing zijn forse investeringen door Hotel Wassenaar gepaard gegaan.
2.10.
[naam 1] heeft ten tijde van de besprekingen met de gemeente Wassenaar ermee ingestemd dat de gemeente Wassenaar het restaurantgedeelte zou gaan huren ten behoeve van de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. De gemeente Wassenaar heeft in januari 2023 te kennen gegeven wegens omstandigheden af te zien van de huur van het restaurantgedeelte.
2.11.
[naam 3] heeft vervolgens Liderjob naar voren geschoven als mogelijke exploitant van het (te verbouwen) restaurantgedeelte.
2.12.
Hotel Wassenaar is daarop met ingang van 1 maart 2023 een huurovereenkomst met FRE aangegaan ter zake het hotelgedeelte én het restaurantgedeelte, tegen een aanvangshuurprijs van € 611.520,- + € 218.400,- per jaar. FRE heeft dit gehuurde op haar beurt ter beschikking gesteld aan Liderjob, die het gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. FRE en Liderjob maken allebei onderdeel uit van Bedi Holding B.V..
2.13.
[naam 2] heeft [naam 3] op13 september 2023 verzocht of de zoons van [naam 1] de huur voor het restaurantgedeelte willen factureren aan Hotel Wassenaar. Aan dat verzoek is met ingang van de huur voor oktober 2023 voldaan. Met ingang van september 2024 heeft [naam 1] verzocht de helft van de verschuldigde huur te betalen op de bankrekening van [naam 3] .
2.14.
Indrapura is op 5 december 2024 ontbonden en per 16 december 2024 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

3.Het geschil

3.1.
[naam 1] vordert – verkort weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
FRE en Liderjob hoofdelijk veroordeelt om binnen drie weken na dit vonnis het restaurantgedeelte aan de [adres] in Wassenaar te ontruimen en ontruimd te laten;
FRE en Liderjob hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,-;
FRE en Liderjob hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente;
FRE en Liderjob hoofdelijk veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[naam 1] legt aan deze vordering ten grondslag dat het gebruik van het restaurantgedeelte door FRE en Liderjob is gebaseerd op onrechtmatige verhuur door Hotel Wassenaar, waaraan [naam 1] niet is gebonden.
3.3.
FRE en Liderjob voeren gemotiveerd verweer – waarin Hotel Wassenaar hen steunt – en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [naam 1] , met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of [naam 1] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, wat door FRE en Liderjob is betwist, laat de voorzieningenrechter in het midden. De reden daarvoor is dat de voorzieningenrechter het gevorderde op inhoudelijke gronden zal afwijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.
4.2.
Het meest verstrekkende verweer van FRE en Liderjob (daarin gesteund door Hotel Wassenaar) is dat [naam 3] op verschillende momenten naar buiten is getreden als vertegenwoordiger van [naam 1] , althans dat de schijn is gewekt dat [naam 3] door [naam 1] gevolmachtigd was om namens [naam 1] beslissingen te nemen over de onroerende zaak. Zij menen er, vanwege de nauwe betrokkenheid van [naam 3] bij aangelegenheden die de onroerend zaak betroffen en gelet op het eerdere contact van één van de zoons van [naam 1] (die – naar vast staat – gevolmachtigd was door [naam 1] ) over de exploitatie van het hotelgedeelte (zie hiervoor onder 2.4), gerechtvaardigd op te hebben mogen vertrouwen dat [naam 3] bevoegd was tot vertegenwoordiging van [naam 1] . Dit heeft tot gevolg dat FRE (en Liderjob) er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat Hotel Wassenaar – die over de verbouwing van het restaurantgedeelte nauw contact heeft gehad met [naam 3] - bevoegd was de huurovereenkomst met FRE aan te gaan, aldus nog steeds FRE en Liderjob.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevatten de overgelegde producties meerdere aanwijzingen die erop kunnen duiden dat [naam 3] meer dan alleen een doorgeefluik voor [naam 1] is geweest. De voorzieningenrechter verwijst daartoe in het bijzonder naar de volgende omstandigheden:
[naam 3] heeft bij de verkoop van de aandelen van Indrapura het contact met de notaris onderhouden;
Hotel Wassenaar en [naam 3] hebben gezamenlijk het gesprek met de gemeente Wassenaar gevoerd over de omgevingsvergunning voor het restaurantgedeelte, op basis waarvan aan Hotel Wassenaar de vergunning is verleend;
[naam 3] heeft in reactie op een vraag vanuit de gemeente meegedeeld dat hem is gevraagd de belangen in Nederland te behartigen;
[naam 3] heeft, toen de gemeente in januari 2023 te kennen had gegeven het restaurantgedeelte niet te gaan huren, Liderjob als mogelijke exploitant naar voren geschoven;
de correspondentie over de huurbetalingen van Hotel Wassenaar aan [naam 1] verliep via [naam 3] .
[naam 1] heeft daar onvoldoende feiten en omstandigheden tegenovergesteld waaruit volgt dat FRE en Liderjob wisten dan wel hebben moeten weten dat Hotel Wassenaar niet gerechtigd was tot het sluiten van de huurovereenkomst met FRE. Op deze grond moet de vordering gericht tegen FRE en Liderjob worden afgewezen.
4.4.
Of tussen Hotel Wassenaar en [naam 1] nu wel of niet een huurovereenkomst voor het restaurantgedeelte is aangegaan, en of dat is gebeurd door [naam 3] als gevolmachtigde of als pseudo-gevolmachtigde (tegen wiens onbevoegdheid Hotel Wassenaar tegenover [naam 1] beschermd wordt), behoeft niet in dit kort geding beoordeeld te worden. De vordering tot ontruiming richt zich immers niet tegen Hotel Wassenaar. In dit kort geding is – zoals uit het voorgaande bleek – duidelijk geworden dat [naam 3] in ieder geval nauw betrokken is geweest bij (onder meer) de plannen tot verbouwing van het restaurantgedeelte om dit voor bewoning geschikt te maken. Of Hotel Wassenaar onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat [naam 1] aan [naam 3] een toereikende volmacht had verleend om namens hem op te treden dan wel dat Hotel Wassenaar’s beroep op gerechtvaardigd vertrouwen op het bestaan van een toereikende bevoegdheid beschermd wordt, is nader onderzoek, mogelijk nadere bewijslevering, nodig. Overigens geldt dat een voorziening in kort geding gericht tegen Hotel Wassenaar, gelet op de in dit kort geding gebleken feiten en omstandigheden, evenmin een goede kans van slagen lijkt te hebben. Hotel Wassenaar heeft immers onder de ogen van [naam 3] zeer omvangrijke investeringen gedaan om het restaurantgedeelte voor bewoning geschikt te maken. Het gaat ver om in dit licht Hotel Wassenaar bij wege van voorlopige voorziening tot ontruiming te dwingen.
4.5.
Nu Hotel Wassenaar de facturen ten aanzien van de overeengekomen maandelijks verschuldigde huur voor zowel het restaurantgedeelte als het hotelgedeelte volledig en tijdig heeft betaald, is er ook overigens geen aanleiding om tot de gevorderde ontruiming van het restaurantgedeelte over te gaan.
4.6.
[naam 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die in de hoofdzaak zijn gemaakt aan de zijde van FRE en Liderjob en in het incident door Hotel Wassenaar.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [naam 1] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagden FRE en Liderjob begroot op € 4.102,- (te weten € 1.107,- salaris advocaat en € 2.995,- griffierecht), tot op heden aan de zijde van interveniënt Hotel Wassenaar begroot op € 4.102,- (idem);
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
veroordeelt [naam 1] in de kosten van deze procedure,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. Y.F. Ritmeijer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering