ECLI:NL:RBDHA:2025:4501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.50278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na gegrondverklaring beroep

In de zaak tussen de verzoeker, een Somalische nationaliteit, en de Minister van Asiel en Migratie, heeft de rechtbank Den Haag op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 9 december 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 maart 2025 is de zaak behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL24.50277), waarbij het beroep van de verzoeker gegrond werd verklaard en het bestreden besluit van de minister werd vernietigd. Hierdoor heeft de verzoeker van rechtswege rechtmatig verblijf verkregen op basis van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op €907,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50278
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker
(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Ulutas).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL24.50277, op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Jama. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.50277, heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Het beroep is gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Dit betekent dat de minister een nieuw besluit moet nemen. Als gevolg hiervan heeft verzoeker van rechtswege verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten voor de door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €907,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van €907,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 maart 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.