ECLI:NL:RBDHA:2025:4452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11075744 RL EXPL 24-8467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan gasleiding door grondroerende werkzaamheden en de begroting van schade

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisende partij] B.V. en [gedaagde partij] B.V. Het geschil betreft schade aan een gasleiding die is ontstaan door grondroerende werkzaamheden uitgevoerd door [gedaagde partij]. De eisende partij, eigenaar van het net waar de beschadigde gasleiding deel van uitmaakt, heeft [gedaagde partij] aansprakelijk gesteld voor de schade, die door [eisende partij] is begroot op € 13.993,20. De gedaagde partij heeft erkend aansprakelijk te zijn voor de schade, maar betwist de omvang van de gevorderde schade. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade en heeft de vordering van [eisende partij] tot betaling van € 13.193,20 toegewezen, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade op een abstracte wijze begroot kan worden, waarbij de eisende partij voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de gevorderde kosten. De gedaagde partij is ook veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij.

Uitspraak

RECHTBANK

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
IM/c
Zaaknummer: 11075744 \ RL EXPL 24-8467
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
[eisende partij] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
tegen
[gedaagde partij] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
gemachtigde: ASR Schadeverzekering N.V..

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 maart 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van 14 augustus 2024 met productie(s) van [eisende partij] ;
- de akte van 6 september 2024 met productie(s) van [gedaagde partij] ;
- de mondelinge behandeling van 18 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- spreekaantekeningen van [eisende partij]
- spreekaantekeningen van [gedaagde partij] ;
- de akte van 23 oktober 2024 van [eisende partij] ;
- de akte van 9 januari 2025 [gedaagde partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 januari 2021 is op de [adres] ter hoogte van nummer [nummer] te [plaats] de PVCA-distributieleiding (gasleiding) op vier plaatsen beschadigd geraakt (hierna: het schadevoorval) als gevolg van grondroerende werkzaamheden die zijn uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van [gedaagde partij] . [eisende partij] is eigenaar van het net waar de betreffende PVCA-distributieleiding deel van uit maakt.
2.2.
Om 20:55 uur heeft de brandweer melding gemaakt van het schadevoorval via het algemene storingsnummer van [eisende partij] . Diezelfde avond heeft een schadeopnemer een toedrachtsonderzoek op locatie uitgevoerd. Vervolgens heeft het herstel ‘s nachts plaatsgevonden.
2.3.
[eisende partij] heeft [gedaagde partij] op 2 februari 2021 aansprakelijk gesteld en per brief van 11 augustus 2021, na nadere bepaling van de schadeomvang, verzocht de schade ten bedrage van € 13.993,20 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 800,00, exclusief wettelijke rente) binnen 30 dagen te vergoeden.
2.4.
[gedaagde partij] heeft naar aanleiding van het schadevoorval en de aansprakelijkheidstelling een expertiserapport laten opstellen door [bedrijf] B.V. In haar rapport van 9 september 2021 begroot [bedrijf] de schade op een bedrag van € 6.981,00, te vermeerderen met btw en buitengerechtelijke incassokosten.
2.5.
Per brieven van 13 en 28 september 2021 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] aangemaand om tot betaling van de schade inclusief vervallen rente en buitengerechtelijke incassokosten over te gaan. Tevens heeft [eisende partij] te kennen gegeven dat zij een gerechtelijke procedure zal starten, indien tijdige betaling uitblijft.
2.6.
Op 25 april 2024 heeft [gedaagde partij] , althans haar gemachtigde en tevens verzekeraar ASR, een bedrag van € 9.212,99 aan [eisende partij] voldaan. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Herstelkosten conform expertise
6.980,82
Expertisekosten - Consignatiekosten
357,22
BIK-staffel
741,90
Subtotaal
8.079,94
Wettelijke rente van 27 januari ’21 t/m 25 april ’24
930,05
½ punt liquidatietarief
203,00
Totaal
9.212,99
2.7.
Op of omstreeks 30 mei 2024 is dit bedrag aan ASR teruggestort.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 13.993,20, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] haar zorgplicht, zoals omschreven in de Richtlijn zorgvuldig grondroeren van initiatief- tot gebruiksfase CROW publicatie 500, heeft geschonden waardoor [eisende partij] schade lijdt. [eisende partij] heeft haar schade abstract begroot en met de volgende schadeopstelling onderbouwd:
3.3.
[gedaagde partij] concludeert tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde partij] erkent dat zij aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade als gevolg van het schadevoorval. [gedaagde partij] betwist echter (deels) de omvang van de door [eisende partij] gestelde schade. Zij voert aan dat [gedaagde partij] alleen voor de kosten van het feitelijk herstel kan worden aangesproken. De door [eisende partij] gestelde overige schade, zoals genoemd in haar schadeopstelling onder “diversen”, “vaste posten” en “vaststelling aansprakelijkheid en schade”, wordt door [gedaagde partij] betwist. Deze bedragen zijn niet verifieerbaar onderbouwd en dienen daarom te worden afgewezen. Daarnaast stelt [gedaagde partij] dat [eisende partij] ten onrechte het op 25 april 2024 betaalde bedrag van € 9.212,99 heeft gerestitueerd. [eisende partij] verkeert daardoor in schuldeisersverzuim en heeft de betaling in strijd is met de redelijkheid en billijkheid geweigerd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[gedaagde partij] is aansprakelijk voor de door [eisende partij] geleden schade
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden schade als gevolg van het schadevoorval. Ook de kantonrechter gaat daarvan uit. Het gaat daarom in deze procedure om de vraag wat de omvang van de schade is en welke schade [gedaagde partij] dient te vergoeden.
[gedaagde partij] moet de herstelkosten van in totaal € 13.193,20 betalen
4.2.
[gedaagde partij] erkent dat zij aansprakelijk is voor de feitelijke herstelkosten en voert aan dat die kosten, overeenkomstig het rapport van [bedrijf] , in totaal € 6.980,82 bedragen. Die kosten corresponderen, naar zeggen van [gedaagde partij] , met de posten “eigen personeel”, “materialen” en “kosten derden”, zoals opgenomen in de schadeopstelling van [eisende partij] . Voor die schadeposten vordert [eisende partij] een totaalbedrag van € 6.942,70. Nu dat bedrag lager is dan het door [gedaagde partij] erkende bedrag, zal de kantonrechter de vordering tot betaling van dat lagere bedrag, als niet weersproken, toewijzen.
4.3.
Ten aanzien van de overige herstelkosten, te weten de schadeposten “diversen” en “vaste posten”, heeft [gedaagde partij] concrete bezwaren geuit, welke in het navolgende worden besproken.
toetsingskader schadebegroting
4.4.
Op grond van artikel 6:97 BW dient de rechter de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard daarvan in overeenstemming is. Als uitgangspunt hierbij geldt dat de benadeelde, in dit geval [eisende partij] , zoveel mogelijk dient te worden geplaatst in de situatie waarin deze zou hebben verkeerd indien de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, niet zou hebben plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de schade in beginsel wordt begroot aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan in het geval van zaakschade, zoals hier het geval, de schade - in afwijking van het uitgangspunt van concrete schadebegroting -in beginsel abstract worden begroot.
4.6.
In het algemeen wordt er bij het abstract begroten van schade vanuit gegaan dat de schade die de eigenaar van de beschadigde zaak lijdt, bestaat uit de waardevermindering van de zaak als gevolg van de beschadiging. Die waardevermindering zal in het algemeen, als reparatie mogelijk en verantwoord is, gelijk te stellen zijn aan de naar objectieve maatstaven te berekenen herstelkosten. De objectieve herstelkosten worden op hun beurt weer gesteld op het bedrag dat een bekwaam reparateur voor de reparatie in rekening zou hebben gebracht.
4.7.
Aldus dient in het onderhavige geval beoordeeld te worden of de door [eisende partij] in rekening gebrachte herstelkosten (voor de schadeposten “diversen” en “vaste posten”) zijn te beschouwen als de kosten die een bekwaam reparateur voor de reparatie in rekening zou brengen. In zoverre volgt de kantonrechter [eisende partij] in haar standpunt op welke wijze de schadeomvang moet worden bepaald.
4.8.
Naar de kantonrechter begrijpt, betoogt [gedaagde partij] dat [eisende partij] juist geen objectiveerbaar (abstract) systeem hanteert voor het bepalen van haar schade nu zij aansluit bij de daadwerkelijke herstelkosten (concreet), welke kosten volgens [gedaagde partij] niet verifieerbaar zijn. [gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat [eisende partij] , in het kader van haar stelplicht en bewijslast ex artikel 150 Rv, daarom concreet en verifieerbaar dient te onderbouwen hoe zij tot de gestelde schade is gekomen.
4.9.
Anders dan [gedaagde partij] stelt, geldt bij abstracte schadebegroting dat eiser voldoende objectieve aanknopingspunten dient te verschaffen om de gestelde schade te onderbouwen. [eisende partij] dient derhalve inzicht te geven in de kosten en de opbouw, maar dit gaat niet zover dat zij alle kosten dient te onderbouwen met de daarmee corresponderende facturen. Daarmee verschilt nou juist abstracte van concrete schadebegroting. Daarbij zij opgemerkt dat de (kanton)rechter op grond van artikel 6:97 BW bovendien bevoegd (en gehouden) is de schade te begroten en om de omvang van de schade te schatten als deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld.
Ad diversen: kosten toedrachtsonderzoek op locatie en bureau
4.10.
[eisende partij] stelt dat er bij schadevoorvallen als de onderhavige steeds een schadeopname c.q. toedrachtsonderzoek plaatsvindt. Ter zitting heeft [eisende partij] toegelicht dat dit onderzoek wordt verricht door een derde, niet zijnde eigen personeel of een aannemer, en de kosten van dat onderzoek daarom niet zijn inbegrepen in de kosten van het eigen personeel of aannemers. In het onderhavige geval was het inschakelen van een schadeopnemer voor een extern toedrachtsonderzoek volgens [eisende partij] bij uitstek gerechtvaardigd. Het ging in dit geval om een schadevoorval waarbij ’s avonds een gaslucht is waargenomen door een buurtbewoner en vervolgens via de brandweer een melding bij [eisende partij] is binnen gekomen, waarbij niemand anders aanwezig was.
4.11.
[gedaagde partij] voert aan dat [eisende partij] de gevorderde vergoeding voor deze kostenpost onvoldoende heeft onderbouwd, dat deze kosten inbegrepen zijn in het reguliere schadeherstel en dat deze kosten samen vallen met de eveneens gevorderde buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 onder c BW.
4.12.
De kantonrechter kan [gedaagde partij] in haar verweer niet volgen. [eisende partij] heeft, anders dan [gedaagde partij] naar voren heeft gebracht, in haar schadeopstelling uiteengezet hoe zij tot het gevorderde bedrag is gekomen en ter zitting nader toegelicht waar de kosten betrekking op hebben. Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen om concreet en gemotiveerd te weerspreken waarom de in de schadeopstelling gehanteerde prijzen c.q. uren niet redelijk zijn. Dat heeft [gedaagde partij] niet gedaan. De gehanteerde uurtarieven een aantallen komen de kantonrechter ook niet onredelijk voor.
4.13.
Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat de kosten van het toedrachtsonderzoek niet kwalificeren als kosten die zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6:96 lid 2 onder c BW), maar als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Er is dus geen overlap tussen de gevorderde kosten voor het toedrachtsonderzoek van € 1.000,50 en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 800,00.
4.14.
Nu de hoogte van de gevorderde toedrachtsonderzoekskosten verder niet gemotiveerd is betwist en de omvang van die kosten de kantonrechter redelijk voorkomt, zal een bedrag van € 1.000,50 worden toegewezen.
Ad vaste posten: 1. consignatie 2. inkoop & logistiek 3. storingsafhandeling
4.15.
[eisende partij] stelt dat zij een op 24/365-basis functionerende storingsdienst klaar heeft staan, zodat op ieder moment van de dag of nacht een storing aan haar net kan worden verholpen. Daarbij dient zij alle materialen op voorraad te houden, zodat deze onmiddellijk voorhanden zijn in het geval van een storing. [eisende partij] stelt voor het instant houden van het storingsapparaat kosten te maken die betrekking hebben op:
het 24/7 klaarstaan van zes man eigen personeel “pieperdienst” (consignatie);
het 24/7 klaarstaan van externe vaste aannemers (consignatie);
het 24/7 klaarstaan van externe schadeopnemers die het toedrachtsonderzoek uitvoeren (consignatie);
personeelskosten voor de voorraad- en besteladministratie (inkoop & logistiek);
kosten voor het 24/365 beheren van de materialen (inkoop & logistiek);
opslagkosten voor de ruimte in het magazijn (inkoop & logistiek);
het renteverlies op het in voorraad gehouden materiaal (inkoop & logistiek);
et innemen van een storingsmelding (storingsafhandeling);
het oproepen van een storingsteam (storingsafhandeling);
het registeren en administreren van de storingen in het reguleringsdomein (storingsafhandeling);
het bijwerken van de netwerkadministratie (storingsafhandeling).
4.16.
Voorts stelt [eisende partij] dat een significant deel van de storingen, namelijk 20%, ziet op schadegevallen (110 schadegevallen per jaar). Van de totale storingskosten per jaar brengt [eisende partij] daarom een evenredig deel bij de schadeveroorzakers, waaronder bij [gedaagde partij] , in rekening en onderbouwt dit als volgt.
4.17.
[eisende partij] stelt dat van de consignatiekosten genoemd onder a) en b) en de storingsafhandelingskosten h) t/m k) 20% betrekking heeft op schadegevallen. Van die kosten wordt daarom 20% bij de schadeveroorzakers verhaald. De consignatiekosten onder c) worden alleen maar gemaakt in het geval van een schadevoorval. Deze kosten worden daarom volledig (naar rato) op de schadeveroorzakers verhaald. Van de kosten voor inkoop & logistiek d) t/m g) heeft 30% betrekking op storingen. Van die 30% storingen verhaalt [eisende partij] 20% op de schadeveroorzakers.
4.18.
[eisende partij] slaat vervolgens dat deel van de storingskosten om. Dit doet zij aan de hand van de volgende staffels, waarbij de kosten naar grootte van het schadevoorval over de schadeveroorzakers worden verdeeld.
4.19.
De consignatiekosten welke zijn toe te rekenen aan de schadevoorvallen bedragen in totaal € 74.840 en slaat [eisende partij] als volgt om:
A
B
C
D
(schadecategorie)
(aantal schades per categorie p.j.)
(staffel)
(controle)
< € 500
4
€ 150,-
€ 600,-
€ 500 - € 1.000
43
€ 275,-
€ 11.825,-
€ 1.000 - € 2.000
30
€ 475,-
€ 14.250,-
€ 2.000 - € 3.000
9
€ 700,-
€ 6.300,-
€ 3.000 - € 4.500
11
€ 1.000,-
€ 11.000,-
€ 4.500 - € 6.000
3
€ 1.400,-
€ 4.200,-
€ 6.000 - € 8.000
3
€ 1.800,-
€ 5.400,-
€ 8.000 - € 10.000
2
€ 2.300,-
€ 4.600,-
> € 10.000
3
€ 3.250,-
€ 9.750,-
totaal
108
€ 67.925,-
4.20.
De inkoop & logistiek kosten welke zijn toe te rekenen aan de schadevoorvallen bedragen in totaal € 73.905,00 en slaat [eisende partij] als volgt om:
A
B
C
D
(schadecategorie)
(aantal schades per categorie p.j.)
(staffel)
(controle)
< € 500
3
€ 150,-
€ 450,-
€ 500 - € 1.000
34
€ 275,-
€ 9.350,-
€ 1.000 - € 2.000
40
€ 475,-
€ 19.000,-
€ 2.000 - € 3.000
7
€ 700,-
€ 4.900,-
€ 3.000 - € 4.500
9
€ 1.000,-
€ 9.000,-
€ 4.500 - € 6.000
5
€ 1.400,-
€ 7.000,-
€ 6.000 - € 8.000
5
€ 1.800,-
€ 9.000,-
€ 8.000 - € 10.000
2
€ 2.300,-
€ 4.600,-
> € 10.000
2
€ 3.250,-
€ 6.500,-
totaal
107
€ 67.925,-
4.21.
De storingsafhandelingskosten welke zijn toe te rekenen aan de schadevoorvallen bedragen in totaal € 65.714,00 en slaat [eisende partij] als volgt om:
A
B
C
D
(schadecategorie)
(aantal schades per categorie p.j.)
(staffel)
(controle)
< € 500
3
€ 135,-
€ 405,-
€ 500 - € 1.000
34
€ 255,-
€ 8.670,-
€ 1.000 - € 2.000
40
€ 450,-
€ 18.000,-
€ 2.000 - € 3.000
7
€ 675,-
€ 4.725,-
€ 3.000 - € 4.500
9
€ 950,-
€ 8.550,-
€ 4.500 - € 6.000
5
€ 1.325,-
€ 6.625,-
€ 6.000 - € 8.000
5
€ 1.650,-
€ 8.250,-
€ 8.000 - € 10.000
2
€ 2.100,-
€ 4.200,-
> € 10.000
2
€ 2.950,-
€ 5.900,-
totaal
107
€ 65.325,-
4.22.
Uit de controle kolom blijkt volgens [eisende partij] dat de in rekening gebrachte gestaffelde kosten de daadwerkelijke kosten zo goed als, maar niet meer dan, dekken.
4.23.
Tegen deze onderbouwing van [eisende partij] voert [gedaagde partij] aan dat [eisende partij] heeft verzuimd om de onderliggende facturen, die zij stelt van derde partijen te ontvangen en waarop de staffels (deels) zijn gebaseerd, in het geding te brengen. [gedaagde partij] veronderstelt, naar de kantonrechter begrijpt, dat [eisende partij] die facturen niet heeft en deze kosten dus niet separaat maakt. De consignatieopslagen zijn naar [gedaagde partij] aanneemt reeds ingesloten in de uurlonen van de door haar ingeschakelde derden, hetgeen ook gebruikelijk is in deze branche. Daarnaast blijkt uit vergelijkend onderzoek dat andere netbeheerders op veel lagere vaste kosten uitkomen en in verhouding ook lagere aantallen aan schadegevallen per jaar per meter leiding. Gelet daarop mag van [eisende partij] worden verwacht dat zij een nadere onderbouwing geeft van de door haar gehanteerde cijfermatige uitgangspunten. Voorts stelt [gedaagde partij] dat [eisende partij] een kostendekkende exploitatie voert, waardoor er geen noodzaak bestaat om ten behoeve van schadegevallen aanvullende kosten in rekening te brengen. Zij verwijst hierbij naar de jaarrekening van [eisende partij] waaruit blijkt dat WI niet differentieert naar kosten die zij in haar tarieven doorberekend en kosten die niet in de tarieven zijn doorberekend.
4.24.
Ter zitting is in het bijzonder gesproken over de onderliggende facturen van de consignatiekosten die worden gemaakt door externe aannemers (hiervoor onder randnummer 4.15 aangeduid onder b)) ten bedrage van € 162.400,00 en de SLA-kosten van de schadeopnemers van € 17.400,00 (hiervoor onder randnummer 4.15 aangeduid onder c)). Bij nadere akte heeft [eisende partij] uiteengezet dat zij niet in staat is deze bedragen afzonderlijk met enkele facturen te onderbouwen. Deze kosten worden in honderden verzamelfacturen c.q. verrekenposten aan haar gefactureerd, waardoor het ondoenlijk is om hierin nader inzicht te verschaffen. [eisende partij] heeft daarentegen een nadere onderbouwing gegeven van de opbouw van de gestelde kosten en daarbij de gehanteerde uurtarieven van de externe aannemers en schadeopnemers nader uiteengezet. [gedaagde partij] heeft in reactie daarop bij akte aangevoerd dat van [eisende partij] verwacht mag worden dat zij de onderliggende facturen, in ieder geval één van de verzamelfacturen, in het geding brengt en dat met het uitblijven daarvan ervan uitgegaan moet worden dat deze kosten zijn inbegrepen in de uurlonen van de SLA partijen. De nadere onderbouwing met verwijzing naar de uurlonen geldt volgens [gedaagde partij] als onvoldoende, zeker nu in het in de bouw gebruikelijk is om deze opslagen in het uurloon te verwerken. [gedaagde partij] betwist daarom opnieuw dat [eisende partij] de gevorderde vaste kosten (separaat) heeft gemaakt en als schade heeft geleden, waardoor deze moeten worden afgewezen.
4.25.
De kantonrechter is, anders dan [gedaagde partij] , wel van oordeel dat [eisende partij] voldoende en objectiveerbaar inzicht heeft gegeven in de omvang en opbouw van de door haar gestelde vaste kosten. Met het overleggen van de schadeopstelling, de door haar gehanteerde toegelichte staffels en de verklaring waarom overlegging van de facturen van de door haar gemaakte consignatiekosten van € 162.400,00 en SLA-kosten van € 17.400,00 niet haalbaar, heeft [eisende partij] haar schade voldoende onderbouwd om een inschatting daarvan te maken. De gevorderde vaste kosten komen de kantonrechter ook niet onredelijk voor. Dat deze afwijken van andere netbeheerders of landelijke gemiddelden, maakt nog niet dat de kosten onredelijk zijn of in het geheel niet zijn gemaakt.
4.26.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde partij] belang hecht aan een nauwkeurig verifieerbare onderbouwing in de vorm van facturen en een accountantscontrole, maar gelet op het toetsingskader, zoals overwogen onder rechtsoverweging 4.4 tot en met 4.9, is dat voor het abstract begroten van de schade en de toewijzing daarvan niet vereist. Dit kan daardoor ook – in het kader van deze procedure – niet van [eisende partij] worden gevergd.
tussenconclusie
4.27.
Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter de schade van [eisende partij] vast op het gevorderde bedrag van € 13.193,20 en wijst de vordering tot betaling daarvan toe.
[gedaagde partij] moet ook buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente betalen
buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 lid 2 onder c BW)
4.28.
Blijkens haar schadeopstelling vordert [eisende partij] een bedrag van € 800,00 voor “vaststelling aansprakelijkheid en schade”. Deze omschrijving doet vermoeden dat het hier gaat om kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW, welke kosten [eisende partij] reeds onder het kopje “diversen” vordert waardoor sprake lijkt van een dubbeltelling. Uit hetgeen [eisende partij] verder naar voren heeft gebracht is echter gebleken dat zij met deze schadepost de buitengerechtelijke incassokosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder c BW vordert.
4.29.
Voor toewijzing van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten dient voldaan te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 800,00 daarom toewijzen.
wettelijke rente
4.30.
Nu [gedaagde partij] de schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten niet tijdig heeft voldaan, is zij daarover tevens wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde partij] heeft de hoogte van de gevorderde wettelijke rente verder niet weersproken. De kantonrechter wijst daarom de gevorderde wettelijke rente van € 1.484,53 + p.m., als onweersproken en op de wet gegrond, toe.
Geen sprake van schuldeisersverzuim
4.31.
Gelet op het voorgaande staat vast dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] een bedrag van € 15.477,73 (€ 13.193,20 (s.v.) + 1.484,53 (w.r.) + € 800,00 (bik) + p.m. wettelijke rente) dient te vergoeden.
4.32.
[gedaagde partij] heeft op 25 april 2024 een bedrag van € 9.212,99 voldaan, welk bedrag is gerestitueerd, waardoor [gedaagde partij] een beroep doet op schuldeisersverzuim. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW stond het [eisende partij] vrij om de deelbetaling van [gedaagde partij] te weigeren. Zeker nu [gedaagde partij] slechts een deel van de hoofdsom heeft voldaan en daarbij kenbaar heeft gemaakt zich niet aansprakelijk te achten voor het restant, is het bovendien ook niet onbegrijpelijk dat [eisende partij] de deelbetaling heeft geweigerd. Van schuldeisersverzuim of weigering in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dan ook geen sprake. Dit verweer van [gedaagde partij] slaagt daarom niet en staat niet aan toewijzing van de vordering van [eisende partij] in de weg.
Proceskosten
4.33.
[gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.015,00
(2,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.674,22

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 15.477,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 13.993,20, met ingang van 13 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van € 2.674,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.