In deze zaak vordert de notaris de opheffing van executoriaal beslag dat door H.B.C. Planontwikkeling B.V. is gelegd op zijn privévermogen. De notaris heeft een executieverkoop van een woning uitgevoerd, waarbij H.B.C. beslag heeft gelegd op de opbrengst. De notaris heeft de uitbetaling aan H.B.C. opgeschort, omdat hij zich in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) moest vergewissen van de identiteit van H.B.C. en de deurwaarder. H.B.C. heeft echter geweigerd om de gevraagde identificatie te verstrekken, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van het beslag en de identificatieplicht.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de notaris terecht de uitbetaling heeft opgeschort, omdat hij niet in staat was om het cliëntenonderzoek te voltooien. De rechtbank concludeert dat H.B.C. geen recht heeft op het privévermogen van de notaris, en dat het beslag derhalve ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter beveelt H.B.C. om het beslag op te heffen en verbiedt haar om opnieuw beslag te leggen, aangezien dit als misbruik van recht kan worden aangemerkt. H.B.C. wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de notaris, die in totaal € 1.717,37 bedragen. Dit vonnis is uitgesproken door mw. mr. S.J. Hoekstra-van Vliet op 10 januari 2025.