Op 20 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster uit Egypte en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke door de minister was afgewezen in een besluit van 5 december 2024. Tegen dit besluit heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 maart 2025, waarbij de verzoekster, haar gemachtigde, de gemachtigde van de minister en een tolk aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, verwijzend naar de uitspraak in de bodemzaak met zaaknummer AWB 25/46, die op dezelfde dag is gedaan. Ondanks de afwijzing van het verzoek, heeft de voorzieningenrechter de minister wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten die door de verzoekster zijn gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.