ECLI:NL:RBDHA:2025:4396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/09/677681 / KG ZA 24-1200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van een overeenkomst in kort geding tussen eiser en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn, vorderde dat Zilveren Kruis zou bevestigen dat er een vaststellingsovereenkomst was bereikt in een bodemprocedure die aanhangig was bij de rechtbank Midden-Nederland. De bodemprocedure betrof een vordering van Zilveren Kruis op de eiser voor een bedrag van € 93.530,47, gerelateerd aan een terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan de moeder van de eiser was vergoed. De eiser had op zijn beurt betoogd dat er een minnelijke regeling was bereikt, maar Zilveren Kruis betwistte dit en stelde dat er geen perfecte overeenkomst tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen overeenstemming was bereikt over alle onderdelen van de regeling, en dat de vordering van de eiser daarom niet kon worden toegewezen. Tevens werd overwogen dat, zelfs als er een overeenkomst zou zijn, Zilveren Kruis zich op dwaling zou kunnen beroepen, omdat de eiser niet had gemeld dat hij een inkomensclaim had ingediend bij Achmea, wat relevant was voor de beoordeling van zijn draagkracht. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/677681/ KG ZA 24-1200
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn te de Bilt,
tegen:
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. A. Youssuf te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Zilveren Kruis’.
Aanwezig is mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. Y. Doğanyiğit, griffier.
Tevens is aanwezig [eiser] , vergezeld van zijn advocaat en namens Zilveren Kruis mr. H.J. Arnold, werkzaam als advocaat in dienstbetrekking, vergezeld van mr. Youssuf voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig bij de rechtbank Midden-Nederland [1] , met Zilveren Kruis als eiseres en [eiser] als gedaagde (hierna: de bodemprocedure). In de bodemprocedure vordert Zilveren Kruis van [eiser] (onder meer) een bedrag van € 93.530,47, in verband met een terugvordering van het aan de moeder van [eiser] vergoede persoonsgebonden budget (hierna: het pgb) onder de zorgverzekeringswet, waarbij [eiser] optrad als wettelijk vertegenwoordiger en bewindvoerder van zijn moeder. Aan haar vordering in de bodemprocedure legt Zilveren Kruis – kort gezegd – ten grondslag dat [eiser] heeft samengespannen met de zorgaanbieder [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ), die op grote schaal fraude heeft gepleegd met betrekking tot de pgb-vergoedingen, en ook dat [eiser] de administratieregels met betrekking tot het pgb heeft geschonden.
1.2.
[bedrijf] en bij haar betrokken personen zijn strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld in verband met pgb-fraude. Naar verwachting zal de strafzaak tegen [eiser] als budgethouder in juni 2025 dienen.
1.3.
Na de mondelinge behandeling in de bodemprocedure, die heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024, zijn partijen in onderhandeling getreden over een mogelijke minnelijke regeling. Het vonnis in de bodemprocedure is met het oog op die onderhandelingen aangehouden en de zaak is naar de rol van 4 december 2024 verwezen voor uitlaten partijen.
1.4.
Op 31 oktober 2024 heeft de advocaat van Zilveren Kruis de advocaat van [eiser] per e-mail verzocht om vermogens- en inkomensgegevens van [eiser] , teneinde de draagkracht van [eiser] te kunnen vaststellen. Bij e-mailbericht van [eiser] van 5 november 2024 heeft [eiser] aan de advocaat van Zilveren Kruis verstrekt: loonstroken van hem en zijn vriendin, een hypotheekoverzicht, een akte erfpacht en kopie van bewijs van studieschulden van hem en zijn vriendin. Als toelichting heeft [eiser] in voornoemd e-mailbericht onder meer medegedeeld dat zijn inkomen uit pgb-inkomsten in 2024 is teruggelopen in verband met zijn gezondheidssituatie.
1.5.
Op 7 november 2024 heeft de advocaat van Zilveren Kruis aan de advocaat van [eiser] , voor zover hier van belang, het volgende gemaild:
“Zilveren kruis is ermee akkoord dat [eiser] € 50.000,- betaalt in 50-maandelijkse termijnen van € 1.000,- onder de navolgende voorwaarden:
  • De eerste termijn moet uiterlijk op 30 november a.s. door Zilveren Kruis zijn ontvangen.
  • Zo snel als mogelijk na ontvangst van de eerste betaling zal Zilveren Kruis de EVR registratie verwijderen.
  • (…)
  • (…)
  • De regeling wordt vastgelegd in een VSO, wat vervolgens door de rechtbank wordt vastgelegd in een voor executie vatbaar proces-verbaal.”
1.6.
Op 11 november 2024 reageerde de advocaat van [eiser] , voor zover hier van belang, als volgt:
“In hoofdlijnen zijn we er uit maar client heeft een paar aanvullingen. Die zijn als volgt:
  • betalingstermijn van 5 jaar, 60 maanden van € 833,33 per maand (reden hiervoor is het iets dragelijker houden van de maandlast)
  • eerste termijn op 30 november 2024;
  • (…)
  • (…)
  • regeling is op geen enkele manier erkenning van enige schuld of (strafrechtelijke) aansprakelijkheid;
  • verwijdering van EVR registratie en overige registraties zo snel als mogelijk na ontvangst van de eerste betaling maar in ieder geval voor 10 december 2024;
  • intrekking van de vordering benadeelde partij door ZK in strafproces;
  • nooit meer op enige manier correspondentie en of verzoek tot informatie m.b.t. dit geschil, dus volledig afsluiten en algehele finale kwijting;
  • finale kwijting geldt ook voor moeder en/of andere familieleden
Ik hoor graag of deze aanvullende voorwaarden akkoord zijn. Zo ja, kunt u dan een concept vso opstellen en mij die ter goedkeuring voorleggen?”
1.7.
De advocaat van Zilveren Kruis heeft daarop op 14 november 2024 gereageerd:
“Zilveren Kruis is akkoord met de aanvullende voorwaarden. Fijn dat we de zaak hebben kunnen regelen. Ik stem een VSO met Zilveren Kruis af en leg hem dan aan je voor.”
1.8.
Nadien heeft de advocaat van Zilveren Kruis een concept vaststellingsovereenkomst voorgelegd aan de advocaat van [eiser] . De advocaat van [eiser] heeft op 15 november 2024 de volgende reactie gestuurd:
“Toch nog een paar puntjes

In mijn tegenvoorstel had ik het over het doorhalen van de registraties en nu staat in de vso alleen dat de EVR-registratie worden doorgehaald. Kunnen jullie ook de andere registraties doorhalen? Het gaat dan om de volgende registraties:
o
Gebeurtenissenadministratie ZK
o
Incidentenregister ZK
o
Intern verwijzingsregister
  • Verder, en dat kwam niet eerder aan bod, wil client ook dat de registraties (en in elk geval die het EVR) van [eiser] verwijderd worden
  • (…)
Kunt u bij akkoord deze aanpassingen nog verwerken in de vso?”
1.9.
De advocaat van Zilveren Kruis heeft op 15 november 2024 bericht dat Zilveren Kruis niet akkoord gaat met de verwijdering van de registraties uit de gebeurtenissenadministratie, het incidentenregister en het intern verwijzingsregister.
1.10.
Op 28 november 2024 heeft de advocaat van Zilveren Kruis [eiser] en zijn advocaat bericht dat Zilveren Kruis niet instemt met het tegenvoorstel van [eiser] om zijn persoonsgegevens en die van zijn moeder te verwijderen uit de gebeurtenissenadministratie, het incidentenregister en het intern verwijzingsregister, nu het behoud van deze registraties expliciet als voorwaarde is opgenomen in de conceptvaststellingsovereenkomst van 15 november 2024. Ook heeft hij medegedeeld dat Zilveren Kruis die conceptvaststellingsovereenkomst intrekt, althans dat het voorstel van Zilveren Kruis vervalt en dat Zilveren Kruis niet bereid is om eenzelfde of een vergelijkbaar voorstel aan [eiser] te doen. Als reden daarvoor geeft Zilveren Kruis dat recent is gebleken dat de teruglopende inkomsten van [eiser] verband houden met een hem op 13 maart 2023 overkomen verkeersongeval, waarvoor hij een schadeclaim heeft ingediend bij Achmea Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Achmea). Onderdeel van die claim is een vergoeding voor gemiste inkomsten; dat heeft [eiser] echter niet aan Zilveren Kruis medegedeeld.
1.11.
Zilveren Kruis heeft de rechtbank Midden-Nederland vervolgens verzocht om vonnis te wijzen. De door [eiser] op 4 december 2024 ingediende akte is door de rechtbank Midden-Nederland geweigerd. De rechtbank Midden-Nederland heeft de zaak naar de rol van 29 januari 2025 verwezen voor het wijzen van vonnis.
1.12.
Partijen twisten over de vraag of tussen hen een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen ter beëindiging van de bodemprocedure.
1.13.
[eiser] vordert in de onderhavige procedure – samengevat – Zilveren Kruis te gebieden om de rechtbank Midden-Nederland binnen 24 uur na dit vonnis te berichten dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen en dat daarom geen vonnis meer hoeft te worden gewezen, met het verzoek om de bodemprocedure twee weken aan te houden voor vastlegging van de gemaakte afspraken in een proces-verbaal. [eiser] vordert tevens Zilveren Kruis te gebieden om al datgene te doen wat noodzakelijk is om de gemaakte afspraken in een proces-verbaal te doen vastleggen, met dien verstande dat in de vast te leggen afspraken wordt opgenomen dat na ontvangst van de eerste drie termijnbetalingen, maar uiterlijk op 10 februari 2025 de persoonsgegevens van [eiser] en zijn moeder worden verwijderd uit de gebeurtenissenadministratie, het incidentenregister, het intern verwijzingsregister en het extern verwijzingsregister (EVR). [eiser] vordert tot slot Zilveren Kruis te gebieden om de bodemprocedure na vastlegging van de gemaakte afspraken tezamen met [eiser] door te laten halen.
1.14.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Partijen hebben op 14 november 2024 overeenstemming bereikt over een minnelijke regeling en Zilveren Kruis dient zich daaraan te houden. Zilveren Kruis moet dan ook meewerken aan vastlegging van de gemaakte afspraken in een proces-verbaal en aan doorhaling van de bodemprocedure. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij een gebod tot medewerking van Zilveren Kruis, omdat voorkomen moet worden dat op 29 januari 2025 vonnis wordt gewezen.
1.15.
Zilveren Kruis voert verweer tegen het gevorderde. Primair betwist zij dat [eiser] een (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering. Subsidiair betoogt Zilveren Kruis dat geen sprake is van een perfecte overeenkomst en meer subsidiair stelt Zilveren Kruis zich op het standpunt dat voor zover wel een overeenkomst tot stand is gekomen, deze wordt vernietigd op grond van dwaling.
1.16.
Een vordering tot nakoming van een overeenkomst in kort geding kan slechts worden toegewezen indien boven redelijke twijfel is verheven dat tussen partijen een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen en voorshands aangenomen moet worden dat ook de bodemrechter zal beslissen dat partijen over en weer hun daaruit voortvloeiende verplichtingen dienen na te komen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een perfecte overeenkomst tussen partijen geen sprake. Redengevend hiervoor is dat partijen niet op alle onderdelen overeenstemming hebben bereikt. Zoals volgt uit de e-mailcorrespondentie, heeft [eiser] op 15 november 2024 nog aanvullende voorwaarden gesteld zoals de verwijdering van alle registraties, in plaats van alleen die in het EVR en de eis dat ook zijn moeder uit alle registers (intern en extern) wordt geschrapt. [eiser] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat dit slechts een kwestie van details betrof. De advocaat van [eiser] geeft overigens zelf in voornoemd e-mailbericht aan dat het bij het verzoek om ook de registraties van zijn moeder te schrappen om een nieuwe voorwaarde van [eiser] ging en dat dit nog niet eerder aan bod was gekomen. Dit brengt mee dat er sprake was van een nieuw aanbod van [eiser] , dat uiteindelijk niet door Zilveren Kruis is aanvaard. Bij deze stand van zaken, waarin partijen niet reeds op alle punten tot overeenstemming waren gekomen, kan Zilveren Kruis niet worden gedwongen om alsnog een vaststellingsovereenkomst met [eiser] te ondertekenen, nu voorshands niet aannemelijk is dat de bodemrechter Zilveren Kruis daartoe zal verplichten.
1.17.
Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. Voor zover niettegenstaande het voorgaande al zou kunnen worden aangenomen dat tussen partijen een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen, zoals [eiser] betoogt, acht de voorzieningenrechter in dat geval het beroep van Zilveren Kruis op dwaling in een bodemprocedure voldoende kansrijk. Voorshands is aannemelijk dat de gestelde overeenkomst op grond van dwaling dan zal kunnen worden vernietigd. Daartoe geldt dat Zilveren Kruis terecht aanvoert dat [eiser] aan haar had moeten mededelen dat hij als gevolg van een verkeersongeval een inkomensclaim had ingediend bij Achmea. [eiser] had in die zin een informatieverplichting. Voor [eiser] was het duidelijk, althans had het duidelijk moeten zijn, dat Zilveren Kruis zich een compleet beeld wilde vormen van het inkomen en het vermogen van [eiser] om zijn draagkracht te kunnen berekenen in het kader van een minnelijke regeling. Daarbij was voor Zilveren Kruis evident van belang te weten dat er nog een inkomensclaim van [eiser] tegen Achmea liep. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [eiser] dat Zilveren Kruis zelf op (nader) onderzoek had moeten uitgaan en desnoods aanvullende vragen aan [eiser] had moeten stellen. Zeker van [eiser] , die letselschadejurist is, had meer nog dan van een doorsneepartij, mogen worden verwacht uit eigen beweging te melden dat hij een substantiële vordering wegens verlies van verdienvermogen pretendeert te hebben op Achmea, in welk verband hij reeds een schikkingsvoorstel van Achmea van € 25.000 heeft afgewezen. [eiser] heeft weliswaar aan Zilveren Kruis gemeld dat zijn inkomsten waren teruggelopen in verband met gezondheidsklachten, maar heeft verzuimd te vermelden dat hij daar mogelijk voor gecompenseerd zou worden en dat had wel op zijn weg gelegen. Zijn mededelingsplicht gaat voor op een eventuele onderzoeksplicht van Zilveren Kruis. De stelling van [eiser] dat hij de indruk had dat Zilveren Kruis al wel op de hoogte was van de bij Achmea ingediende claim, kan hem evenmin baten. Dat Zilveren Kruis al wist van die claim is gemotiveerd betwist en blijkt ook nergens uit. De voorzieningenrechter is alles samengenomen van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat Zilveren Kruis bij een juiste voorstelling van zaken, waarin zij dus op de hoogte was geweest van de claim bij Achmea (die volgens [eiser] zelf minstens € 25.000 vertegenwoordigt), niet bereid zou zijn tot het sluiten van de door [eiser] gestelde overeenkomst, althans niet onder dezelfde condities.
1.18.
Voor toewijzing van de vorderingen van [eiser] is gelet op het voorgaande geen plaats.
1.19.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. Y. Doğanyiğit mr. S.J. Hoekstra-van Vliet

Voetnoten

1.zaak-/rolnummer C/16/572867 24/171