ECLI:NL:RBDHA:2025:4372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
09/351706-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van MDMA door verdachte met postpakketten

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van MDMA. De verdachte heeft postpakketten met MDMA naar inleverpunten van PostNL gebracht, met de intentie deze naar het buitenland te verzenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere momenten in de periode van 16 tot en met 31 augustus 2024 opzettelijk ongeveer 1.990,37 gram en 1.967,2 gram MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte heeft dit feit bekend en er zijn geen feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast, omdat het gebruik daarvan bij het bewezen verklaarde feit onvoldoende verband hield. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/351706-24
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] (Jamaica),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.E.M. Metri naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 16 tot en met 31 augustus 2024 te 's-Gravenhage en/of Haarlemmermeer en/of Utrecht en/of Almere, althans in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ongeveer 1.990,37 gram (pakket 1, CC097346078NL), en/of
- ongeveer 1.967,2 gram (pakket 2, CC104132115NL),
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende XTC/MDMA, telkens zijnde XTC/MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer LXFBC24007-31, onderzoek 26LESATH, van de politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, Dienst Infrastructuur, met bijlagen (voorgeleidingsdossier doorgenummerd pagina 1 t/m 76), het proces verbaal met het nummer LXFBC24007-67, onderzoek 26LESATH van de politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, Dienst Infrastructuur, met bijlagen (aanvullend en afsluitend dossier doorgenummerd pagina 1 t/m 41) en het proces verbaal met het nummer LXFBC24007-58, onderzoek 26LESATH, van de politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, Dienst Infrastructuur, met bijlagen (raadkamerdossier doorgenummerd pagina 1 t/m 46).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 februari 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht, opgemaakt door buitengewoon opsporingsambtenaren van de Douane op 20 augustus 2024 (p. 12 voorgeleidingsdossier);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 december 2024 (p. 9 raadkamerdossier);
4. Het proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt door opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD op 6 december 2024 (p. 7 en 8 aanvullend en afsluitend dossier);
5. Het deskundigenverslag, te weten een rapport van het Douane Laboratorium, op 13 januari 2025 opgemaakt en ondertekend door W. Wind MSc, wetenschappelijk medewerker bij het Douane Laboratorium te Amsterdam van de FIOD Forensische Opsporing Amsterdam (p. 9 en 10 aanvullend en afsluitend dossier).
6. Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht, opgemaakt door buitengewoon opsporingsambtenaren van de Douane op 4 september 2024 (p. 21 voorgeleidingsdossier);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 september 2024 (p. 26 t/m 30 voorgeleidingsdossier);
8. Het proces-verbaal van ambtshandeling, opgemaakt door opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD op 25 september 2024 (p. 36 en 37 voorgeleidingsdossier);
9. Het deskundigenverslag, te weten een rapport van het Douane Laboratorium, op 2 oktober 2024 opgemaakt en ondertekend door W. Wind MSc, wetenschappelijk medewerker bij het Douane Laboratorium te Amsterdam van de FIOD Forensische Opsporing Amsterdam (p. 38 t/m 40 voorgeleidingsdossier).
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op meerdere momenten in de periode van 16 tot en met 31 augustus 2024 te Utrecht en Almere, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ongeveer 1.990,37 gram (CC097346078NL), en
- ongeveer 1.967,2 gram (CC104132115NL),
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht fors af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie door een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair heeft zij verzocht om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met eventueel daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van de (verlengde) uitvoer naar het buitenland van MDMA. De verdachte heeft postpakketten met MDMA naar PostNL inleverpunten gebracht en ter verzending naar het buitenland (Colombia) aangeboden. De verdachte heeft met zijn gedragingen – die tot doel hadden harddrugs op de (internationale) markt te brengen – zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld. Het gebruik van harddrugs is zeer verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid. Door de uitvoer van harddrugs wordt de internationale handel in verdovende middelen in stand gehouden. Bovendien gaat de verspreiding van en handel in harddrugs gepaard met vele andere vormen van zware en ondermijnende criminaliteit.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 februari 2025. Daaruit volgt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin geldt als uitgangspunt voor de uitvoer van een hoeveelheid van 3 tot 4 kilogram harddrugs naar het buitenland een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven. Uit de verklaring komt echter tevens het beeld naar voren dat hij zich vrij impulsief en mogelijk zonder de consequenties daarvan goed te overdenken heeft ingelaten met deze feiten. Om herhaling te voorkomen acht de rechtbank daarom een proeftijd, verbonden aan een flink voorwaardelijk strafdeel, aangewezen. Alles in samenhang bezien acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf nu naar het oordeel van de rechtbank in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat sprake was van strafverzwarende omstandigheden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen telefoon.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon aan de verdachte moeten worden teruggegeven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde voorwerp (de telefoon). Het gebruik van de telefoon bij het bewezenverklaarde feit is zodanig beperkt geweest, dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesproken kan worden van een (direct) verband tussen de voornoemde telefoon en bewezenverklaarde feit. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding dit in beslag genomen goed als bijkomende straf verbeurd te verklaren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: LXFBC24007_835217, blauwe achterzijde in zwart hoesje met zilver embleem, Blauw, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Balfoort, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R.J. Groeneveld en M. van Doesburg, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2025.