ECLI:NL:RBDHA:2025:4369
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens overschrijding van redelijke termijn en schending van het recht op een eerlijk proces
Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende misdrijven, waaronder het vervaardigen en verhandelen van verdovende middelen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit besluit is genomen op basis van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn voor berechting, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De verdachte was op 4 oktober 2016 aangehouden, maar de behandeling van de zaak heeft meer dan zes jaar geduurd, wat de rechtbank als een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de lange tijdsduur de waarheidsvinding ernstig heeft bemoeilijkt en dat er geen maatschappelijk belang was dat opwoog tegen de schending van de procesrechten van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie het recht op strafvervolging had verloren en verklaarde deze niet-ontvankelijk in de vervolging.