ECLI:NL:RBDHA:2025:431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
NL24.17367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 29 november 2023 heeft eiser een ingebrekestelling ingediend, maar verweerder heeft deze ongeldig verklaard omdat deze prematuur was ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Eiser is later toegelaten tot de nationale asielprocedure, maar de ingebrekestelling werd ongeldig verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 17 mei 2023 is ingegaan en dat deze termijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor schadevergoeding en de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak blijft in stand en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17367

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en
de minister van Asiel en Migratie,
voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: E.F.R. Berkenvelder).

Inleiding

1. Eiser heeft op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 29 november 2023 een ingebrekestelling ingediend.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 16 april 2024 de aanvraag in de verlengde procedure ingewilligd, maar de ingebrekestelling ongeldig verklaard omdat deze prematuur was ingediend. Eiser heeft op 20 april 2024 een beroep niet tijdig beslissen ingesteld tegen het ongeldig verklaren van de ingebrekestelling.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 28 augustus 2022 ingediend. Bij besluit van 31 januari 2023 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Bij brief van 22 juni 2023 is eiser toegelaten tot de nationale asielprocedure, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan Italië. Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 16 april 2024 ingewilligd, maar de ingebrekestelling van eiser ongeldig verklaard omdat deze prematuur was ingediend. Eiser heeft tegen deze beschikking een beroep niet tijdig beslissen ingesteld.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt dat hij zijn ingebrekestelling tijdig heeft ingediend op 29 november 2023. De ingebrekestelling is ingediend vijftien maanden na de aanvraagdatum van 28 augustus 2022 en eiser doet in dat kader een beroep op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter, waarin is bepaald dat de datum van de asielaanvraag ook de aanvangsdatum van de beslistermijn is. [2] Verweerder heeft de beslistermijn met 4,5 maanden overschreden. Eiser wil om die reden een schadevergoeding en verweerder moet veroordeeld worden in de proceskosten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [3]
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
5. De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten op 16 november 2022 akkoord zijn gegaan met het claimverzoek van verweerder en dat Italië vanaf deze datum verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Omdat eiser niet op tijd is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op 17 mei 2023 op Nederland overgegaan. [4] Verweerder heeft eiser op 22 juni 2023 bericht dat zijn asielaanvraag verder behandeld zal worden in de nationale procedure.
6. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is voor verweerder op 17 mei 2023 de wettelijke beslistermijn van zes maanden gaan lopen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [5] de beslistermijn met ingang van 1 januari 2023 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 2 januari 2024 [6] geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw en dat verweerder met de hier van toepassing zijnde bepaling bij WBV 2023/3 rechtsgeldig de wettelijke beslistermijn met nemen maanden heeft verlengd. De wettelijke beslistermijn van vijftien maanden is ingegaan op 17 mei 2023. De beslistermijn was nog niet verstreken op het moment dat eiser verweerder in gebreke stelde op 29 november 2023. Voor zover eiser stelt dat de beslistermijn van de asielaanvraag is overschreden, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de Procedurerichtlijn [7] geldt voor verweerder een maximale beslistermijn van 21 maanden. Ook deze termijn was ten tijde van de ingebrekestelling niet overschreden. De ingebrekestelling is prematuur ingesteld.
7. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eisers beroep op de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2024 [8] niet leidt tot een ander oordeel. Deze uitspraak strekt ertoe dat bij opname in de nationale procedure niet kan worden geëist dat een nieuwe aanvraag wordt gedaan en dat de ingangsdatum, indien de aanvraag wordt ingewilligd, de datum van de eerste aanvraag betreft. De rechtbank ziet echter niet dat, zoals eiser betoogt, deze uitspraak ook betrekking heeft op de beslistermijn en dat hieruit volgt dat in dit geval ten tijde van de ingebrekestelling de beslistermijn was verstreken.
8. Ten aanzien van eisers verzoek tot schadevergoeding overweegt de rechtbank dat eiser alleen heeft gesteld dat hij schade heeft geleden, maar zijn stelling niet heeft onderbouwd. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat eiser schade heeft geleden die daadwerkelijk het gevolg is van het bestreden besluit.
9. De beslistermijn was nog niet verstreken op 29 november 2023. De ingebrekestelling is daarom prematuur en dus niet rechtsgeldig. Omdat daarmee niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb, is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 maart 2024, ECLI:NL:2024:881.
3.Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 29 van de Dublinverordening.
5.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:336.
7.Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2024, ECLI:NL:2024:881.