Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
10 oktober 2018 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Daarbij heeft de minister geweigerd eiser ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen en bepaald dat eiser Nederland binnen vier weken moest verlaten.
22 augustus 2024 [1] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
21 november 2022 vernietigd, voor zover de rechtbank het besluit van 16 december 2019 had vernietigd omdat daarin een terugkeerbesluit is genomen en aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend. De Afdeling heeft de uitspraak voor het overige bevestigd.