ECLI:NL:RBDHA:2025:4271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/09/679966 / FT RK 25/116
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring van B.V. door de Rechtbank Den Haag

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van FINOVUS INVESTMENTS B.V. tegen [verweerster] B.V. Het verzoek van FINOVUS INVESTMENTS B.V. tot faillietverklaring van [verweerster] B.V. is afgewezen. Tijdens de zitting heeft verweerster de vordering van verzoekster gemotiveerd betwist, waarbij zij stelde dat er geen koopovereenkomst, factuur, aanmaning of sommatie aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vorderingsrecht van verzoekster niet summierlijk kon worden vastgesteld, waardoor het verzoek tot faillietverklaring niet kon worden toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, maar heeft verzoekster wel veroordeeld in de forfaitaire kosten van de procedure, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De beslissing is genomen door rechter M. van Nooijen, in samenwerking met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/679966 / FT RK 25/116
beschikking van 18 maart 2025
in de zaak van
FINOVUS INVESTMENTS B.V.,
verzoekster,
advocaat: mr. C.N.M. Kras,
tegen
[verweerster] B.V.,
verweerster,
advocaat: mr. O.J.W. Reijnders.
Waar deze zaak over gaat
Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster.
1.2.
Het verzoekschrift is, laatstelijk, op 18 maart 2025 in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- De heren [naam 1] en [naam 2] , aan de zijde van verzoekster,
- mr. Kras, voornoemd, namens verzoekster,
- de heer [naam 3] , aan de zijde van verweerster,
- mr. Reijnders, voornoemd, namens verweerster.
1.3.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende stukken:
- de ter zitting van 4 maart 2025 namens mr. Kras overgelegde aanvullende bewijsstukken, met een viertal bijlagen (genummerd 5 tot en met 8);
- een verweerschrift, met een elftal bijlagen, van mr. Reijnders, binnengekomen op 17 maart 2025 te 09:33 uur;
- een e-mail, met als bijlage (9) een crediteurenoverzicht van verweerster, van mr. Kras, binnengekomen op 17 maart 2025 te 21:55 uur;
- de ter zitting van 18 maart 2025 door mr. Kras overgelegde spreekaantekeningen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster stelt dat zij een vordering heeft op verweerster van € 40.000,-, waarvan verweerster een bedrag van € 16.000,- onbetaald heeft gelaten. Verzoekster heeft verder gesteld dat verweerster meer schulden onbetaald laat met verwijzing naar bijlage 9.
2.2.
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij erkent de vordering van verzoekster niet en betwist dat zij meerdere schulden onbetaald laat (de zogenoemde steunvorderingen). Zij stelt zich op het standpunt dat de steunvorderingen ‘spookfacturen’ betreffen.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én is gebleken dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Van die toestand is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft en hij niet meer betaalt. Een en ander dient summierlijk te blijken, dat wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Vorderingsrecht van verzoekster
3.3.
Verweerster heeft op de zitting de vordering van verzoekster gemotiveerd betwist. Zij stelt dat er geen koopovereenkomst, geen factuur, geen aanmaning en geen sommatie is. Verweerster heeft daarbij ook de voorgeschiedenis van het faillissementsverzoek gedocumenteerd uiteengezet. Wat hiervan ook moge zijn, het vorderingsrecht van verzoekster kan bij deze stand van zaken niet summierlijk worden vastgesteld. Voor een uitgebreide bewijsvoering in deze procedure is immers geen plaats. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
Pluraliteit en toestand van hebben opgehouden te betalen
3.4.
Nu niet summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling omtrent de pluraliteit en de toestand van hebben opgehouden te betalen.
3.5.
De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom afwijzen.
3.6.
Verweerster heeft verzocht verzoekster te veroordelen in de werkelijk gemaakte kosten van de procedure. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan, omdat niet is gebleken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen. Wel zal de rechtbank overgaan tot veroordeling van verzoekster in de forfaitaire kosten van deze procedure, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot faillietverklaring van verweerster af;
- veroordeelt verzoekster in de kosten van deze procedure, tot heden aan de zijde van verweerster begroot op € 598,- aan salaris advocaat (één punt à tarief II, € 598,-).
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.