ECLI:NL:RBDHA:2025:4249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
NL25.3821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiseres met vrees voor vervolging door Turkse autoriteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025, wordt het beroep van een Turkse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De eiseres, die vreest vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege vermeende betrokkenheid bij de Gülen-beweging, had op 23 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 24 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 11 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiseres ongegrond is. De eiseres heeft niet overtuigend aangetoond dat zij door de Turkse autoriteiten als Gülen-aanhanger wordt gezien. De rechtbank wijst erop dat de veroordeling van haar zoon, die als Gülenist wordt beschouwd, op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat de eiseres zelf ook als zodanig wordt aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de minister terecht heeft opgemerkt dat de bezoeken van de politie aan de eiseres voortkwamen uit de zoektocht naar haar zoon en dat er geen bewijs is dat de autoriteiten op de hoogte zijn van de activiteiten van de eiseres.

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft vastgesteld dat de asielmotieven van de eiseres ongeloofwaardig zijn en dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van de eiseres ongegrond is verklaard, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3821

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [datum],
van Turkse nationaliteit,
V-nummer: [naam],
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 23 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van de minister. Ook is een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres vreest vervolging door de Turkse autoriteiten vanwege vermeende betrokkenheid bij de Gülen-beweging. Haar zoon is in Turkije veroordeeld wegens (toegedichte) betrokkenheid bij deze beweging en is uit Turkije gevlucht. Nadat eiseres’ zoon niet meer aan zijn meldplicht voldeed, zocht de Turkse politie eiseres thuis op om naar haar zoon te informeren. Eiseres zou daarbij onder druk zijn gezet. Daarnaast heeft eiseres zich ingezet voor mensen die getroffen zijn door het regime van Erdogan, zonder onderscheid te maken tussen aanhangers van de Gülen-beweging en anderen. Gezien deze omstandigheden vreest eiseres dat de Turkse autoriteiten haar als Gülen-aanhanger beschouwen en haar zullen vervolgen. Uit voorzorg heeft zij Turkije verlaten, omdat zij bang is om te worden gearresteerd, te worden veroordeeld en te worden vastgezet.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met de Turkse autoriteiten vanwege toegedicht Gülenist zijn.
De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig en het tweede asielmotief wordt ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door de Turkse autoriteiten wordt gezocht als (toegedichte) Gülenist, noch dat zij hierdoor problemen heeft ondervonden met de Turkse autoriteiten. De minister stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijzelf door de Turkse autoriteiten wordt verdacht van het zijn van Gülenist. Het enkele feit dat eiseres de moeder is van een (toegedichte) Gülenist is daarvoor onvoldoende. Volgens de minister is eiseres geen vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, omdat uit haar verklaringen niet blijkt dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiseres heeft Turkije tweemaal op legale wijze verlaten en is eenmaal legaal teruggekeerd naar Turkije, om vervolgens opnieuw Turkije te verlaten en zo met een visum via Griekenland naar Nederland te reizen. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij een risico loopt op ernstige schade. Zij krijgt geen asielvergunning.
Gronden van beroep
6. Eiseres stelt dat de minister haar asielrelaas onjuist en onzorgvuldig heeft beoordeeld. Zij voert aan dat zij wel degelijk wordt gezien als Gülen-aanhanger. Eiseres wijst erop dat zij al tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard dat haar hele gezin als Gülen-aanhangers werd beschouwd; iets wat ook door de politie aan haar buren is medegedeeld. De politie bezocht haar wekelijks, omdat ze haar zoon zochten die is veroordeeld omdat hij Gülenist zou zijn. De politie bedreigde haar daarbij en zette haar onder druk. Eiseres voert verder aan dat de Turkse autoriteiten haar bezoeken aan haar zoon en anderen in de gevangenis, het bieden van financiële hulp aan gedetineerden en haar deelname aan een WhatsApp-groep voor familieleden van gevangenen kunnen beschouwen als bewijs van lidmaatschap van een terroristische organisatie.
6.1.
Daarnaast is in het bestreden besluit volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met de algemene situatie in Turkije en het willekeurige optreden van de Turkse autoriteiten tegen (vermeende) Gülenisten en hun familieleden. Zij wijst daarbij op het Algemeen Ambtsbericht van 2023 en het artikel van Justice Square van 5 juni 2024. Daaruit volgt de willekeur van arrestaties (en vervolging) en dat reeds de enkele omstandigheid dat een familielid veroordeeld is al voldoende is om als verdacht te worden gezien. Het Algemeen Ambtsbericht 2023 stelt dat
met namefamilieleden van hooggeplaatste Gülen-aanhangers risico lopen, maar sluit anderen niet uit. Recente informatie van Justice Square van februari 2025 wijst bovendien op een toename van willekeurige vervolgingen, wat niet gemotiveerd is meegewogen in het besluit.
6.2.
Verder betoogt eiseres dat het enkele feit dat zij Turkije legaal is uitgereisd, niets zegt over het al dan niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staan. Het zegt enkel en alleen dat er op dat moment geen uitreisverbod van kracht was en dat er op dat moment geen arrestatiebevel was uitgevaardigd, zoals ook blijkt uit het ambtsbericht. [1]
6.3.
Eiseres vreest voor vervolging bij terugkeer naar Turkije. Eiseres stelt dat ook beoordeeld moet worden of zij bij terugkeer alsnog een reëel vervolgingsrisico loopt. Zij vreest bij terugkeer te worden gearresteerd, omdat haar zoon nog steeds wordt gezocht, ze hem heeft bezocht en niet heeft voldaan aan de meldplicht van de politie bij verhuizing. Daarbij kan ook haar eerder geboden hulp aan gedetineerden en deelname aan de WhatsApp-groep een rol spelen wanneer zij bij terugkeer wordt aangehouden. Het enkele feit dat er geen volgsysteem bestaat voor terugkeerders maakt niet dat gezegd kan worden dat eiseres bij terugkeer niet te vrezen heeft.
6.4.
Tot slot verwijst eiseres naar vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan de minister heeft gesteld in een andere zaak over de criteria om als (toegedichte) Gülenist te worden aangemerkt. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte vereist dat zij officieel in staat van beschuldiging moet zijn gesteld. Volgens eiseres zouden “geringe indicaties” moeten volstaan en eiseres meent dat haar situatie daaraan voldoet.
Heeft de minister niet ten onrechte geconcludeerd dat asielmotief 2 ongeloofwaardig is?
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres door de Turkse autoriteiten wordt gezien als Gülen-aanhanger.
7.1.
Niet in geschil is dat eiseres de moeder is van een veroordeelde (vermeend) Gülenist. De minister heeft echter terecht gesteld dat de veroordeling van de zoon, op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat eiseres zelf wordt aangemerkt als een aanhanger van de Gülen-beweging. De minister heeft daarbij mogen verwijzen naar het Algemeen Ambtsbericht 2023, waar valt te lezen dat met name familieleden van hooggeplaatste Gülen-aanhangers het risico liepen om de negatieve aandacht te trekken van de Turkse autoriteiten. [2] De minister heeft terecht opgemerkt dat uit het Algemeen Ambtsbericht 2025 volgt dat de situatie op dit punt niet is veranderd. [3] Het ambtsbericht vermeldt dat familieleden van (vermeende) Gülenisten hinder konden ondervinden in het maatschappelijk verkeer en op de arbeidsmarkt. Niet ter discussie staat dat de zoon van eiser niet wordt gezien als hooggeplaatste Gülen-aanhanger.
7.2.
De minister heeft daarnaast terecht opgemerkt dat de bezoeken van de politie en de druk die op eiseres werd uitgeoefend, werden ingegeven door de zoektocht naar haar zoon, die als vermeend Gülenist was veroordeeld. Eiseres heeft immers verklaard dat haar zoon, na zijn voorwaardelijke vrijlating, niet aan zijn meldplicht heeft voldaan omdat hij naar Nederland is gevlucht, waarna de politie eiseres onder druk is gaan zetten om de verblijfplaats van haar zoon te onthullen. [4] De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hieruit niet volgt dat eiseres zelf door de Turkse autoriteiten als een aanhanger van de Gülen-beweging wordt aangemerkt. Hoewel zij wekelijks is bezocht door de politie, is verder niet gebleken dat zij vanwege haar zoon zelf problemen heeft ondervonden met de Turkse autoriteiten. Eiseres’ deelname aan de WhatsApp-groep, haar financiële ondersteuning van haar zoon en het bezoek aan haar zoon en zijn vrienden in detentie maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat de autoriteiten op de hoogte zijn van de activiteiten van eiseres of haar op basis hiervan zoeken. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat eiseres de meeste van haar activiteiten, te weten het verlenen van financiële hulp en het brengen van bezoeken, heeft verricht ten tijde van de periode dat haar zoon gedetineerd was in 2019 en 2020. Niet is gebleken dat eiseres als gevolg hiervan last heeft ondervonden. De minister heeft in dit kader niet ten onrechte verwezen naar de probleemloze terugkeer van eiseres na haar bezoek aan Bosnië.
7.3.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat haar verklaringen over waarom Turkse autoriteiten op de hoogte zouden moeten zijn van haar activiteiten en zij gevaar loopt uitsluitend op vermoedens zijn gebaseerd. [5] De minister heeft terecht vastgesteld dat eiseres in de afgelopen jaren tweemaal legaal is uitgereisd en één keer legaal is ingereisd naar Turkije, zonder dat er op dat moment sprake was van enige actie of maatregel van de Turkse autoriteiten die duidt op een verdenking van betrokkenheid bij Gülen-beweging. Dit terwijl eiseres op dat moment al wel al wel haar activiteiten zou hebben verricht en haar zoon ook toen al veroordeeld en gevlucht was. De minister mocht dan ook vaststellen dat van problemen op dat moment niet is gebleken. Wel heeft eiseres terecht aangevoerd dat het enkele feit dat zij meermaals legaal kon uitreizen niet zonder meer betekent dat er alleen daarom al geen strafrechtelijk onderzoek naar haar gaande kan zijn. Uit het ambtsbericht blijkt immers dat de legale uitreis en een strafrechtelijke procedure twee verschillende aangelegenheden zijn. [6] Dat laat echter onverlet dat de tegenwerpingen van de minister het ongeloofwaardigheidsoordeel kunnen dragen.
7.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de omstandigheid dat eiseres niet zo spoedig mogelijk asiel heeft aangevraagd, afbreuk doet aan de gestelde noodzaak tot het verkrijgen van internationale bescherming. De minister heeft er daarbij niet ten onrechte op gewezen dat van iemand die vreest voor zijn leven of om andere redenen asiel vraagt, mag worden verwacht dat de wens om bescherming te ontvangen groter is dan de wens om enkel bescherming in Nederland te genieten; in dit geval te meer nu eiseres zelf heeft gezegd dat bescherming, en niet een eventueel verblijf bij haar zoon, de belangrijkste reden was voor haar komst naar Nederland.
Beleid ‘geringe indicaties’
8. Nu de rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat niet geloofwaardig is dat eiseres door de Turkse autoriteiten als Gülenist wordt gezien, behoeft de beroepsgrond, dat (vermeende) Gülenisten nog steeds als risicogroep moeten worden gezien, zodat getoetst zou moeten worden of er sprake is van zogenaamde ‘geringe indicaties’, geen bespreking.
Vrees bij terugkeer
9. Eiseres wordt niet gevolgd in haar betoog dat de minister geen toekomstgerichte beoordeling heeft verricht en dat zij bij terugkeer gezien haar verblijf van twee jaar in Nederland en de veroordeling van haar zoon op de luchthaven zal worden aangehouden. Voor zover eiseres stelt dat haar lange verblijf buiten Turkije ertoe zal leiden dat de autoriteiten aannemen dat zij in Nederland bij haar zoon verbleef en asiel heeft aangevraagd, volgt uit het Algemeen Ambtsbericht 2023 dat terugkeerders om die reden niet standaard worden gedetineerd. Dit kan anders zijn bij een openstaande strafrechtelijke procedure, maar eiseres heeft niet onderbouwd dat hiervan sprake is. Hoewel er in Turkije niet altijd toegang is tot een onderzoeksdossier, [7] is dat op zichzelf onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres inmiddels al geruime tijd buiten Turkije verblijft en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat zij alsnog is aangeklaagd of in de nabije toekomst zal worden aangeklaagd ontbreken.
Kennelijk ongegrond
10. Een asielaanvraag is zo spoedig mogelijk gedaan als deze binnen 48 uur na binnenkomst is ingediend [8] . Als de aanvraag na 48 uur is ingediend en daar een goede reden voor is, dan geldt de aanvraag alsnog als zo spoedig mogelijk ingediend. De minister mocht de redenen van eiseres, namelijk dat haar was geadviseerd om te wachten totdat de Dublin-claimtermijn was verstreken, onvoldoende achten om pas na ruim zes maanden haar asielaanvraag in te dienen. De minister mocht op dit punt van eiseres verwachten dat zij zich zo snel mogelijk na binnenkomst zou melden ter verkrijging van de door haar gezochte bescherming.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023, p 18.
2.Zie Algemeen Ambtsbericht augustus 2023, p. 47.
3.Zie Algemeen Ambtsbericht februari 2025, p. 52.
4.Nader gehoor, p. 11.
5.Nader gehoor, p. 15.
6.Algemeen Ambtsbericht augustus 2023, p.18.
7.Algemeen Ambtsbericht Turkije augustus 2023, p. 18.
8.Artikel 31, zesde lid, onder d van Vw 2000.