ECLI:NL:RBDHA:2025:4230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/09/666967 / HA RK 24-329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoeker geboren in Angola

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van een man, geboren in Angola, tot vaststelling van zijn staatloosheid. De verzoeker, die in Nederland woont, heeft zijn verzoek ingediend op basis van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet over een verblijfsvergunning beschikt en dat zijn identiteit niet kan worden vastgesteld door de Angolese autoriteiten, wat zijn claim op staatloosheid ondersteunt. Echter, de rechtbank heeft geconcludeerd dat op basis van de Angolese nationaliteitswetgeving, verzoeker als onderdaan van Angola moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van verzoeker en de Staat in overweging genomen, en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat verzoeker de Angolese nationaliteit heeft verkregen door afstamming. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van staatloosheid afgewezen, omdat niet is gebleken dat verzoeker juridisch gezien staatloos is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om de Staat te veroordelen in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-329
Zaaknummer: C/09/666967
Datum beschikking: 18 maart 2025

Vaststelling van Staatloosheid

Beschikking op het op 29 mei 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.G. Fischer te Assen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. A. Houben.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 24 juli 2024, met bijlagen, van de Staat;
- de brief van 4 september 2024 van verzoeker;
- de brief van 17 september 2024, met bijlagen, van de gemeente Maastricht;
- de brief van 3 januari 2025, met bijlagen, van verzoeker
- de brief van 6 februari 2025, met bijlagen, van de Staat.
Op 18 februari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat en mr. A. Houben namens de Staat.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoeker, met vergoeding van de proceskosten.
De Staat adviseert het verzoek af te wijzen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
  • Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , Angola.
  • Verzoeker is op 6 november 2001 als minderjarige Nederland ingereisd.
  • Bij beschikking van 8 maart 2002 van de rechtbank Roermond is Stichting Nidos met de voogdij over (de toen minderjarige) verzoeker belast.
  • Ondanks diverse inspanningen van Stichting Nidos en het Rode Kruis is het niet gelukt om persoonsgegevens van verzoeker te achterhalen.
  • Verzoeker beschikt niet over een verblijfsvergunning.
  • Uit een verklaring van 13 november 2024 van het Consulaat-Generaal van de Republiek Angola in Nederland te Rotterdam, blijkt dat van de identiteit van verzoeker geen vermelding voorkomt in de Consulaire en Nationale databanken van Angola. Daarom kan geen Bewijs van Nationaliteit worden afgegeven.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoeker in Nederland woont. Verder is vast komen te staan dat verzoeker onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
Relevante landen
Omdat verzoeker stelt in Angola te zijn geboren en stelt daar tot zijn komst naar Nederland in 2001 te hebben gewoond en niet in andere landen te hebben verbleven, zal de rechtbank alleen Angola in de beoordeling betrekken.
Wordt verzoeker als onderdaan van Angola beschouwd?
Verzoeker stelt bij geboorte de Angolese nationaliteit te hebben verkregen. Verzoeker heeft in eerdere (verblijfsrechtelijke) procedures ook consequent verklaard de Angolese nationaliteit te hebben. Verzoeker stelt zich in deze procedure op het standpunt dat hij staatloos is, omdat hij niet kan aantonen dat hij de Angolese nationaliteit heeft. Dit is het gevolg van het feit dat zijn geboorte niet is geregistreerd of, als de geboorte wel is geregistreerd, deze registratie niet kan worden teruggevonden in Angola vanwege de burgeroorlog aldaar die duurde van 1975 tot 2002.
De Staat stelt zich op het standpunt dat aannemelijk is dat verzoeker op grond van Angolese nationaliteitswetgeving als onderdaan van Angola moet worden beschouwd en dat daarom het verzoek moet worden afgewezen.
De vraag die moet worden beantwoord is of verzoeker door enige staat als onderdaan wordt beschouwd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verzoeker onderbouwt zijn standpunt dat hij staatloos is door te stellen dat hij van de Angolese autoriteiten geen verklaring omtrent zijn Angolese nationaliteit kan verkrijgen.
Verzoeker heeft daartoe een kopie van een verklaring van het Consulaat-Generaal van de Republiek Angola te Rotterdam van 13 november 2024 overgelegd. Aan deze verklaring kan echter niet het gevolg worden verbonden dat verzoeker niet de Angolese nationaliteit heeft en evenmin dat verzoeker staatloos is. Uit deze verklaring blijkt slechts dat van de identiteit van verzoeker geen vermelding voorkomt in de Consulaire en Nationale databanken van Angola, zodat het niet mogelijk is om over te gaan tot het afgeven van een verklaring omtrent de Angolese nationaliteit van verzoeker. Blijkens de verklaring is niet voldaan aan de normen en vereisten daarvoor, te weten het bezit van een geboorteakte, Angolees paspoort of Angolese identiteitskaart.
De rechtbank is ermee bekend dat ten tijde van de geboorte van verzoeker in Angola de nationaliteitswet N. 2/84 gold. Artikel 1 van deze wet luidt (vrij vertaald): ‘Hij is een Angolees staatsburger als kind van een Angolese vader of moeder’. Verzoeker heeft verklaard dat zijn ouders beiden de Angolese nationaliteit hebben. Dat betekent dat op grond van deze wet verzoeker bij zijn geboorte van rechtswege, door afstamming, de Angolese nationaliteit heeft verkregen. Gesteld noch gebleken is dat de Angolese nationaliteit van verzoeker is afgenomen of dat hij hiervan afstand heeft gedaan.
Op de zitting heeft de Staat verklaard dat het voldoende aannemelijk is dat verzoeker krachtens de nationaliteitswet van Angola vanaf zijn geboorte als onderdaan van Angola moet worden beschouwd. Deze verklaring sluit ook aan bij de brieven van de Staat, van 24 juli 2024 en 6 februari 2025, waarin de Staat als onderwerp heeft vermeld:
betreft de heer [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1986 met de Angolese nationaliteit.
In het licht van de consequente verklaringen van verzoeker dat hij de Angolese nationaliteit heeft door afstamming van zijn Angolese ouders en in samenhang met de Angolese nationaliteitswetgeving, volgt de rechtbank het advies van de Staat dat het voldoende aannemelijk is dat verzoeker als onderdaan van Angola moet worden beschouwd. Dit betekent dat het verzoek om de staatloosheid van verzoeker vast te stellen niet kan worden toegewezen, omdat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 2 van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid. Zoals hierboven is weergegeven, is in artikel 2 bepaald dat de rechtbank de staatloosheid vaststelt indien niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. Uit de toelichting bij dit artikel in de Memorie van Toelichting is opgenomen dat het gaat om de iure staatloos zijn, dus personen die juridisch gezien geen enkele nationaliteit hebben. Gelet op het voorgaande is daarvan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. Om deze reden wijst de rechtbank het verzoek af.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten van verzoeker en zal het verzoek daartoe afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.L. Strop, A.C. Olland en A.P. de Klerk, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2025.