Uitspraak
Inleiding
5oktober 2021 onder klager beslag gelegd op diverse voorwerpen. Klager heeft op 15 oktober 2021 bij deze rechtbank een klaagschrift ingediend, strekkende tot teruggave van deze voorwerpen.
Rechtbank Den Haag
Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Duitse autoriteiten, waarbij in oktober 2021 beslag is gelegd op diverse voorwerpen van klager, die in deze procedure zijn vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S.J. van der Woude. Klager heeft een klaagschrift ingediend voor de teruggave van een kluissleutel die in beslag is genomen tijdens een doorzoeking. De kluissleutel behoort toe aan de zus van de echtgenote van klager en de bijbehorende kluis bevindt zich op een ander adres dan waar de doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Klager stelt dat er een aanvullend EOB nodig is voor de doorzoeking van de kluis en vraagt om teruggave van de sleutel.
De officier van justitie, mr. A.M. Ariese, heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het beklag ongegrond moet worden verklaard, omdat de kluissleutel tijdens de doorzoeking is aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het beklag te behandelen, aangezien de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB is geschied door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag. Klager is ontvankelijk in zijn beklag, omdat hij binnen de termijn van veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel zijn klaagschrift heeft ingediend.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het beslag en de voortduring daarvan beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de Duitse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek, dat door de officier van justitie is erkend en ten uitvoer gelegd. De rechtbank oordeelt dat de inbeslagname van de kluissleutel rechtmatig is geschied en dat er geen weigeringsgronden zijn. Gelet op het voortdurende belang van strafvordering, verklaart de rechtbank het beklag ongegrond. De beslissing is genomen door mr. B.W. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. Lammerts van Bueren, griffier, en is uitgesproken op 1 november 2021.