ECLI:NL:RBDHA:2025:423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
EOB-1-2021025850
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 Sv inzake inbeslagname van kluissleutel

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Duitse autoriteiten, waarbij in oktober 2021 beslag is gelegd op diverse voorwerpen van klager, die in deze procedure zijn vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S.J. van der Woude. Klager heeft een klaagschrift ingediend voor de teruggave van een kluissleutel die in beslag is genomen tijdens een doorzoeking. De kluissleutel behoort toe aan de zus van de echtgenote van klager en de bijbehorende kluis bevindt zich op een ander adres dan waar de doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Klager stelt dat er een aanvullend EOB nodig is voor de doorzoeking van de kluis en vraagt om teruggave van de sleutel.

De officier van justitie, mr. A.M. Ariese, heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het beklag ongegrond moet worden verklaard, omdat de kluissleutel tijdens de doorzoeking is aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het beklag te behandelen, aangezien de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB is geschied door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag. Klager is ontvankelijk in zijn beklag, omdat hij binnen de termijn van veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel zijn klaagschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het beslag en de voortduring daarvan beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de Duitse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek, dat door de officier van justitie is erkend en ten uitvoer gelegd. De rechtbank oordeelt dat de inbeslagname van de kluissleutel rechtmatig is geschied en dat er geen weigeringsgronden zijn. Gelet op het voortdurende belang van strafvordering, verklaart de rechtbank het beklag ongegrond. De beslissing is genomen door mr. B.W. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. Lammerts van Bueren, griffier, en is uitgesproken op 1 november 2021.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Lurisnummer: EOB-1-2021025850 Raadkamernummer: 21/2504
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Turkije),
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. S.J. van der Woude, aan de Willemsparkweg 31, 1071 GP te Amsterdam,
hierna: klager.
1.
Inleiding
Naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) van de Duitse autoriteiten in het kader van een strafrechtelijk onderzoek is op
5oktober 2021 onder klager beslag gelegd op diverse voorwerpen. Klager heeft op 15 oktober 2021 bij deze rechtbank een klaagschrift ingediend, strekkende tot teruggave van deze voorwerpen.

2.De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 1 november 2021 in raadkamer behandeld en heeft kennisgenomen van het dossier met bovengenoemd lurisnummer.
Klager is niet verschenen, hoewel hij goed is opgeroepen. Aanwezig was zijn advocaat, mr. S.J. van der Woude.
De officier van justitie, mr. A.M. Ariese, is gehoord.

3.Het standpunt van klager

De advocaat van klager heeft het beklag in raadkamer beperkt tot de in de woning aan de [adres] in beslag genomen kluissleutel. Deze kluissleutel is van de zus van de echtgenote van klager. De bijbehorende kluis bevindt zich op een ander adres dan waar de doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Het EOB zag op het doorzoeken van een woning en twee zakelijke adressen, niet op een kluis. Voor doorzoeking van de kluis zou een aanvullend EOB nodig zijn. De kluissleutel dient dan ook teruggeven te worden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. De kluissleutel is tijdens de doorzoeking aangetroffen en in beslag genomen. In overleg met de Duitse autoriteiten is besloten dat er nader onderzoek in de kluis plaats dient te vinden. Wanneer dit heeft plaatsgevonden is het mogelijk om de sleutel te retourneren. Een aanvullend EOB is volgens de officier van justitie in dit geval niet nodig. De officier van justitie verzet zich dan ook tegen teruggave van de sleutel.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het beklag, nu de erkenning en tenuitvoerlegging van het EOB is geschied door de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag.
5.2
De ontvankelijkheid van klager
Ingevolge artikel 5.4.10 Sv moet een beklag tegen inbeslagname naar aanleiding van een EOB binnen veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel worden ingediend bij de rechtbank.
Na de beslaglegging op 5 oktober 2021 is aan klager voormelde kennisgeving verstrekt. Klager heeft vervolgens binnen de termijn van veertien dagen zijn klaagschrift ingediend bij de rechtbank, zodat hij kan worden ontvangen in zijn beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
Algemeen
De toetsing van de beklagrechter in verband met de rechtmatigheid van het beslag en de voortduring daarvan omvat de vraag of aan de eisen van de wet is voldaan en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden. Die toetsing kan tevens betrekking hebben op de gevolgen van de eventuele overdracht van het beslag.
Voor wat betreft de vraag of is voldaan aan de eisen van de wet en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden, dient te worden gekeken naar de bepalingen met betrekking tot de erkenning en uitvoering van het EOB. Een eventuele toetsing die de rechter uitvoert, mocht een beroep worden gedaan op de zorgvuldigheidseis, kan niet anders dan marginaal zijn, en betreft enkel de zorgvuldigheid waannee de officier van justitie zijn afweging heeft gemaakt.
Evenals in beklagprocedures naar aanleiding van beslag dat is gelegd in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek behelst de toets van de rechter verder of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet. Die toets blijft marginaal, nu de omstandigheid dat een staat een EOB uitvaardigt in een (kennelijk) lopend strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke procedure voldoende is om dit strafvorderlijk belang aan te nemen. Het is immers niet aan de Nederlandse rechter om onderzoek te doen naar de gronden voor het uitvaardigen van het onderliggende rechtshulpverzoek.
Beoordeling in deze zaak
De rechtbank stelt vast dat de Duitse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd, in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Dit EOB is door de officier van justitie erkend en tenuitvoergelegd. Daarbij is gebruik gemaakt van de bevoegdheid neergelegd in artikel 94 en artikel 104 Sv.
De rechtbank stelt vast dat de inzet van de bevoegdheden ten aanzien van de in beslag genomen kluissleutel naar Nederlands recht rechtmatig is geschied en er doen zich geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5.4.4 Sv voor. Het EOB omvat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de ruime bewoordingen, mede de inbeslagname van de kluissleutel die is aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning op een van de in het EOB genoemde adressen. Nu de Duitse autoriteiten niet hebben medegedeeld afte zien van het beslag, is er naar het oordeel van de rechtbank een voortdurend belang van strafvordering. Gelet op vorenstaande moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de vraag of het EOB ook kan dienen als grondslag voor doorzoeking van de kluis en een eventuele inbeslagname van in de kluis aangetroffen voorwerpen, niet in de onderhavige beklagprocedure kan worden beantwoord.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.W. Mulder, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Lammerts van Bueren, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
1 november 2021.
Deze beslissing is ondertekend door de rechter en de griffier.