ECLI:NL:RBDHA:2025:4229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
SGR 23/4258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek zonnepanelen op parkeergarage

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek met betrekking tot de niet volledige naleving van de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van zonnepanelen op de parkeergarage van het gebouw. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft op 9 januari 2023 het handhavingsverzoek van eisers afgewezen, en dit besluit is in een later bezwaar bevestigd. Eisers hebben beroep ingesteld, maar hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld, waarbij het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning voor de zonnepanelen op 21 oktober 2021 is verleend. Eisers hebben op 23 juni 2022 handhaving verzocht, omdat zij van mening zijn dat het zonnepanelendak niet voldoet aan de vergunning. Het college heeft echter geoordeeld dat de afwijkingen vergunningvrij zijn en dat er geen sprake is van een welstandsexces. De rechtbank concludeert dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft op het handhavingsverzoek, en dat de vergunninghouder niet in strijd heeft gehandeld met de wet.

De rechtbank oordeelt dat er geen overtreding is geconstateerd en dat het college terecht heeft afgezien van handhaving. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder (het college)
(gemachtigde: mr. J.S. Makhan-Idu)

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijfsnaam] B.V. uit [vestigingsplaats](gemachtigde: mr. C.J. Schipperus)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op de niet volledige naleving van de verleende omgevingsvergunning voor plaatsing van zonnepanelen op de parkeergarage van het gebouw [adres 1] door [bedrijfsnaam] B.V (hierna: de vergunninghouder).
1.1.
Bij besluit van 9 januari 2023 heeft het college het handhavingsverzoek van eisers afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juni 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij die afwijzing gebleven.
1.2.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De vergunninghouder is ook ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eisers hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 21 oktober 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van zonnepanelen op de parkeergarage van het gebouw [adres 1] . Eisers wonen op de [adres 2] F011 en kijken vanuit hun woning uit op deze parkeergarage.
2.1.
Op 23 juni 2022 hebben eisers verzocht om handhaving, op de grond dat het zonnepanelendak gebouwd zou zijn in afwijking van de daartoe verleende bouwvergunning. Een strook zonnepanelen aan de zuid- en oostzijde van de parkeergarage ontbreekt en de oriëntatie van de zonnepanelen is gewijzigd. Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft vergunninghouder een revisietekening van het zonnepanelendak ingediend op 27 oktober 2022.
2.2.
Het college heeft het verzoek om handhaving afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat de afwijking vergunningvrij is en er geen sprake is van een welstandsexces.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het verzoek om handhaving is gedaan op 23 juni 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Is er sprake van een overtreding?
4. Eisers betogen dat het college in eerder stadium aan hen heeft toegegeven dat het aangelegde dak niet past in de omgeving en dat de afwijking van de vergunning niet als gering is aan te merken. Er is ook geen toestemming verleend voor deze gewijzigde aanleg. Zij willen niet het slachtoffer worden van het feit dat er kennelijk een berekeningsfout is gemaakt met betrekking tot het draagvermogen van de stalen draagconstructie. Nu kijken zij uit op een ten dele niet gevuld stalen karkas. Ook is hen niet duidelijk wanneer de gestelde revisietekening dan precies is ingediend.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier twee tekeningen bevinden. Op de tekening met vermelding “omgevingsvergunning” is het zonnepanelendak zichtbaar met in de lengte liggende zonnepanelen en een volledig gevuld dakvlak. Verder bevindt zich in het dossier de revisietekening met de aanduiding “uitvoeringsgereed ontwerp”, waarop de ligging van de zonnepanelen 90° is gedraaid en een rij niet is gevuld. Deze tekening dateert, gelet op de informatie van het college van 27 oktober 2022. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze informatie te twijfelen.
4.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat indien er sprake is van een onaantastbare vergunning, een wijziging van de bouwaanvraag niet meer aan de orde kan zijn. [1] Ten tijde van het overleggen van de revisietekening was de bouwvergunning, die op 21 oktober 2019 is verleend, reeds onaantastbaar. Een wijziging van de vergunningaanvraag kon met het inbrengen van de revisietekening daarom niet meer aan de orde zijn.
4.3.
Uit dezelfde vaste rechtspraak blijkt dat een goedkeuring van revisietekeningen nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, kan worden aangemerkt als een mededeling van het college dat voor het gewijzigde bouwplan geen (nieuwe) vergunning is vereist.
4.4.
Ingevolge artikel 3, aanhef en achtste lid , van bijlage II bij het Bor is een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo) niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
4.5.
De rechtbank volgt het college in het standpunt dat op grond van artikel 3, aanhef en onder 8, van bijlage II bij het Bor voor het wijzigen van de ligging van de zonnepanelen en voor het verminderen van het aantal gelegde zonnepanelen geen omgevingsvergunning vereist is. Gelet hierop heeft vergunninghouder dan ook niet gehandeld in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo. Het college was daarom niet bevoegd op te treden tegen het zonder omgevingsvergunning aanbrengen en in stand houden van de zonnepanelen op een andere wijze dan oorspronkelijk vergund.
4.6.
Ook is niet gebleken van een welstandsexces. Door de secretaris van de Welstands- en monumentencommissie is op 1 maart 2023 bericht dat geen sprake is van een dergelijk exces, omdat de opengewerkte constructie een continuering is van de hoofdconstructie en daarom bij het gehele ensemble hoort. Dit standpunt is herhaald bij bericht van 17 mei 2023. Door eisers is geen informatie ingebracht die het college tot een andere conclusie had moeten brengen.
4.7.
Van uitspraken van het college, schriftelijk dan wel mondeling, waaruit af te leiden zou zijn dat de wijziging niet acceptabel werd geacht, is niet gebleken.
4.8.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college terecht heeft afgezien om handhavend op te treden, omdat er geen overtreding is geconstateerd. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Wesselo, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3277.