Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat zij met haar drie minderjarige kinderen per 1 november 2023 haar huurwoning zou moeten verlaten. Ook heeft zij last van psychosociale klachten die door deze situatie worden verergerd. In de bezwaarfase is gebleken dat eiseres en haar kinderen de woning niet meer per 1 november 2023 hoeven te verlaten. Verweerder heeft de urgentieverklaring geweigerd, onder meer omdat eiseres geen urgent woonprobleem heeft, de psychosociale klachten geen verband houden met de woning en er volgens verweerder geen financiële teruggang is.In deze zaak moet de vraag worden beantwoord of verweerder de urgentieverklaring heeft mogen weigeren.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat haar een urgentieverklaring verleend had moeten worden, omdat er sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Haar drie minderjarige kinderen hebben een goede en stabiele thuis- en woonsituatie nodig. Eiseres heeft ook psychosociale problemen door de huidige woonsituatie, omdat de huidige woonsituatie haar klachten verergert. Verweerder had een externe deskundige in moeten schakelen om dit te toetsen. Daarbij is er wel sprake van een urgent huisvestingsprobleem omdat eiseres in een te dure woning woont. Eiseres heeft niet de financiële middelen om de particuliere woning die zij noodgedwongen heeft moeten huren, permanent te blijven huren. Verder voert eiseres aan dat zij aanspraak kan maken op de hardheidsclausule, omdat zij de woning financieel niet kan dragen, een huurschuld zal opbouwen en er uiteindelijk een ontruimingsprocedure zal volgen. Zij vreest dan ook voor dakloosheid.
4. Eiseres voert verder aan dat verweerder verwijst naar de schaarste op de markt van goedkope huurwoningen. Dat er schaarste is, is een algemeen bekend feit, maar het gaat erom hoe de gemeente deze problemen aanpakt. De Huisvestingsverordening is in strijd is met de Huisvestingswet en de bedoeling van de wetgever. Er moet worden voldaan aan de procesvereisten die zijn genoemd in de memorie van toelichting van de Huisvestingswet.De subsidiariteit, effectiviteit en proportionaliteit bij de urgentieregeling moeten worden onderbouwd. Verweerder heeft een plicht om de woningschaarste structureel op te lossen en mag alleen naar een verordening grijpen als dat gerechtvaardigd is.
5. Eiseres stelt verder dat op de Nederlandse overheid op grond van de Grondwet, artikel 27 van het Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK), artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikelen 17 en 31 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) en internationale jurisprudentie positieve verplichtingen rusten. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel niet in acht heeft genomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de urgentieverklaring geweigerd heeft. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De gemachtigde van eisers heeft in deze zaak principiële gronden naar voren gebracht die zij al in meerdere zaken heeft aangevoerd. In meerdere rechtbankuitspraken is hier al op gereageerd en ook de hoogste bestuursrechter heeft hier al meermalen over geoordeeld. Nu de gemachtigde van eiseres niet met een nieuwe of andere onderbouwing komt, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan de hoogste bestuursrechter ten aanzien van deze herhaalde gronden. De rechtbank volstaat hier dan ook met een verwijzing naar deze uitspraken.
Had verweerder een urgentieverklaring toe moeten kennen aan eiseres?
8. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestings-verordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, een bepaalde mate van beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Dit leidt er toe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden om te toetsen aan de Huisvestingsverordening. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. Dat er woningtekort is, is een landelijk probleem en leidt niet tot de conclusie dat verweerder een ruimer beleid zou moeten voeren bij het toekennen van urgentieverklaringen. Dit is feitelijk ook momenteel niet mogelijk.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat er geen gronden zijn om een urgentieverklaring te verlenen.
10. Zo is er niet gebleken van een acuut dreigende dakloosheid.Vaststaat dat eiseres de woning niet meer hoeft te verlaten. Dat volgens eiseres sprake is van pestgedrag door de verhuurder omdat er geen onderhoud plaatsvindt en de huur is verhoogd, is niet onderbouwd en is onvoldoende voor een ander oordeel. De vrees van eiseres dat in de toekomst dakloosheid dreigt omdat zij de woning alsnog zal moeten verlaten, kan niet leiden tot een ander oordeel.
11. Dat de huidige woonsituatie de psychosociale klachten van eiseres verergeren is vervelend, maar eveneens onvoldoende om een urgent woningprobleem aan te nemen.Dat verweerder geen onafhankelijke deskundige heeft ingeschakeld om dit te toetsen doet daar niet aan af, omdat eiseres zelf erkent dat haar psychosociale problemen voortkomen uit haar echtscheiding en de daarop volgende depressie en lichamelijke klachten, niet (primair) haar woonsituatie.
12. Ten aanzien van de financiële grondis van belang dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van (huur)schulden en een financiële achteruitgang. Verweerder heeft zelfs geconcludeerd dat er sprake is van financiële vooruitgang sinds 2019. Zo heeft eiseres een aandeel ontvangen uit de overwaarde van de echtelijke woning bij de verkoop hiervan. Eiseres heeft een bedrag van ruim € 150.000,- ontvangen wegens deze verkoop in 2021. Dat verweerder meer inzicht wil hebben in wat er met dit bedrag is gebeurd en naar de vraag waarom eiseres ondanks dit bedrag niet in staat is de huur te betalen, is navolgbaar. Ook na aanhouding van de zaak ter zitting om met elkaar in overleg te gaan over de financiële situatie en voor een onderbouwing van de kant van eiseres, zijn partijen hier niet uitgekomen. De rechtbank kan dan ook enkel vaststellen dat eiseres in 2021 een groot bedrag heeft ontvangen en dat zonder enige onderbouwing niet kan worden gevolgd dat zij niet de financiële middelen zou hebben om haar huur te betalen.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
13. Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de hardheidsclausule toe te passen.Hierbij heeft verweerder mogen meewegen dat er in de regio Holland Rijnland veel woningzoekenden zijn, terwijl het aantal beschikbare sociale huurwoningen zeer beperkt is. Gelet hierop kan de hardheidsclausule alleen in zeer uitzonderlijke situaties worden toegepast. Dat eiseres in de toekomst mogelijk huurschulden zal krijgen en de huurwoning zal moeten verlaten is geen bijzondere omstandigheid die maakt dat de situatie van eiseres en haar gezin dusdanig schrijnend is dat de hardheidsclausule moet worden toegepast. Hierbij is van belang dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een urgent woonprobleem.
Is het besluit in strijd met internationale verdragen of de Grondwet?
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het besluit van verweerder in strijd is met artikel 8 van het EVRM, artikel 27 van het IVRK, artikelen 17 en 31 van het ESH en artikel 22 van de Grondwet. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerder aangehaalde uitspraak van de hoogste bestuursrechter.Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres ook niet heeft onderbouwd dat zij niet zelf voor haar en haar kinderen onderdak kan verschaffen vanwege haar financiële situatie.
15. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.