ECLI:NL:RBDHA:2025:4196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/09/677987 / FA RK 24-9339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen echtscheiding: voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 een beschikking gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De man en de vrouw, die samen twee minderjarige kinderen hebben, hebben een verzoek ingediend voor een zorgregeling en kinderalimentatie. De man verzoekt om een zorgregeling waarbij de kinderen in de even weken van vrijdag 10:30 uur tot woensdag 10:30 uur bij hem verblijven, met een overdracht op station Zwolle. De vrouw verzet zich hiertegen en stelt dat de overdracht op station Lelystad moet plaatsvinden. Daarnaast vraagt de vrouw om een voorlopige kinderalimentatie van € 25,- per maand. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting waar beide partijen met hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen en dat er momenteel een zorgregeling is die door hen is overeengekomen. De rechtbank heeft de zorgen van de vrouw over het verleden van de man met drugsgebruik in overweging genomen, maar heeft besloten dat in plaats van een urinetest, een maandelijks verslag van een hulpverlener van de man voldoende is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw beoordeeld en heeft de zorgregeling vastgesteld zoals door de vrouw verzocht, met de overdracht op station Lelystad. Tevens heeft de rechtbank de kinderalimentatie van € 25,- per maand toegewezen, aangezien de man bereid was dit bedrag te betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-9339
Zaaknummer: C/09/677987
Datum beschikking: 7 februari 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 31 december 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.S. Özsaran te Groningen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Seker te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-bericht van 23 januari 2025, met producties, van de man.
Op 24 januari 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2021 te [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2021 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2022 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
  • De door de vrouw op 16 december 2024 aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/677282 / FA RK 24-8964.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe dat een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen (zorgregeling) wordt vastgesteld, inhoudende dat de kinderen in de even weken van vrijdag 10.30 uur tot woensdag 10.30 uur bij de man verblijven, waarbij de overdracht op het station Zwolle plaatsvindt, althans een beslissing te nemen zoals de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig dat:
  • een voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen wordt vastgesteld, inhoudende dat de kinderen bij de man verblijven in de even weken van vrijdag 10:30 uur tot woensdag 10:30 uur, waarbij de overdracht bij het station Lelystad plaatsvindt en de man één keer in de maand voor één van de twee bezoeken in de even weekenden een uitslag van een urinetest in verband met drugs van de huisarts/instantie aan de vrouw moet tonen;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 25,- per maand wordt vastgesteld.
De man voert, onder referte voor het overige, verweer tegen de door de vrouw verzochte zorgregeling, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Zorgregeling
Partijen hanteren op dit moment een zorgregeling die zij samen zijn overeengekomen, waarbij de kinderen om de week vanaf vrijdagochtend 10:30 uur tot woensdagochtend 10:30 uur bij de man verblijven. De beide ouders hebben dan ook verzocht om vastlegging van deze (voorlopige) regeling.
De overdracht van de kinderen vindt nu plaats op station Lelystad. De man wil dat graag wijzigen in station Zwolle, omdat dat dat fijner is voor de kinderen. Volgens de man hebben de treinen vanaf Zwolle namelijk meer ruimte, gelijkvloerse instap, en is de reistijd voor hem en de kinderen dan korter. Volgens de vrouw maakt het voor de kinderen geen verschil of ze al dan niet meer zitruimte hebben en is de reistijd naar Lelystad volgens haar voor partijen juist nagenoeg gelijk.
Vanwege het (drugs)verslavingsverleden van de man en zijn gedrag tijdens de relatie maakt de vrouw zich zorgen over de veiligheid van de kinderen wanneer zij bij de man verblijven. Daarom wil de vrouw dat de man – voorafgaand aan de omgang – één keer in de maand een uitslag van een urinetest aan haar toont. In juni jl. was er een positieve uitslag en dat maakt dat de vrouw weinig vertrouwen heeft. De man gaat daarmee niet akkoord omdat hij naar eigen zeggen zijn leven inmiddels weer op de rit heeft en hij al langere tijd clean is. Hij sport veel, heeft regelmatig contact met zijn sponsor en hulpverlener(s) die hem in de gaten houden. Volgens de man was de test in juni vals positief, mogelijk als gevolg van de medicatie die hij slikt.
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van het tweede lid, onderdeel a van genoemd artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van één van de ouders een toedeling aan ieder van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen (zorgregeling).
Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken constateert de rechtbank dat er, na een turbulent huwelijk en abrupte beëindiging van de relatie waarbij de vrouw vanuit [plaats 1] met de kinderen naar [plaats 2] is vertrokken, inmiddels een zekere rust is ontstaan. De rechtbank vindt het bewonderenswaardig dat het de ouders is gelukt om samen tot afspraken over de zorgregeling te komen. Gelet op de turbulente relatie, het gebruikersverleden van de man en de positieve uitslag van een urinetest in juni 2024 is het voorstelbaar dat de vrouw wantrouwend is jegens de man over zijn gebruik. Daarbij komt dat zij dan niet in de buurt is, mocht er iets fout gaan. De vrouw moet het vertrouwen in de man herwinnen. In plaats van de door de vrouw verzochte urinetest acht de rechtbank hiervoor voldoende een maandelijks voorafgaand aan één van de twee omgangsmomenten verslag van één van de hulpverleners van de man (de heer [naam 2] van ‘ [instelling] ’ of mevrouw [naam 3] , verslavingszorgtherapeut) over de vraag of er sprake is van terugval in drugsgebruik bij de man danwel anderszins zorgen zijn over zijn functioneren. Dat zal de rechtbank daarom in deze beschikking vastleggen. Hierbij neemt de rechtbank in overweging dat het afnemen van urinetesten voor de man belastend zijn en zich rond de omgang tussen de man en de kinderen sinds oktober 2024 geen incidenten hebben voorgedaan. Deze verplichting zal tot 1 augustus 2025 gelden. Als er over die maanden in de verslaglegging steeds sprake is geweest van abstinentie van drugs en geen zorgelijke signalen zijn gemeld is er geen gerechtvaardigde reden meer om die voorwaarde aan de zorgregeling te stellen.
Zoals ook al op de zitting aan partijen is meegegeven, ziet de rechtbank geen aanleiding om de overdracht van de kinderen voortaan op station Zwolle te laten plaatsvinden, zodat het verzoek van de vrouw op dat punt wordt toegewezen en het verzoek van de man wordt afgewezen.
Tot slot wijst de rechtbank partijen er nogmaals op dat de zorgregeling ten aanzien van de kinderen wijziging vraagt op het moment dat [minderjarige 1] vier jaar wordt en naar school zal gaan gelet op de afstand en de impact die de schoolgang over het algemeen heeft op een kind.
Kinderalimentatie
De vrouw verzoekt een voorlopige kinderalimentatie vast te stellen. De vrouw beschikt niet over de huidige financiële gegevens van de man (hij heeft een eigen onderneming), maar zij stelt zich op het standpunt dat hij maandelijks € 25,- zou moeten kunnen bijdragen aan de kinderen. Volgens de vrouw hadden partijen dit in onderling overleg ook al afgesproken.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat deze voorlopige vaststelling het karakter heeft van een ordemaatregel. Daarbij is het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van de actuele situatie van partijen, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft. Indien de rechtbank onvoldoende inzicht in de situatie van partijen heeft, zal de rechtbank beoordelen wat zij redelijk acht en in dat kader een schatting maken.
Namens de man is op de zitting formeel verweer gevoerd. De man ontvangt namelijk een uitkering en het is onduidelijk wat de vrouw op dit moment verdient, zodat wellicht niet hij maar juist de vrouw onderhoudsplichtig is. Op de zitting heeft de man echter ook verklaard bereid te zijn het verzochte bedrag maandelijks te betalen. Gelet daarop zal de rechtbank het verzoek van de vrouw als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2021 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2022 te [geboorteplaats] ;
voorlopigbij de man zullen zijn: in de even weken van vrijdagochtend 10:30 uur tot woensdagochtend 10:30 uur, waarbij geldt dat de overdracht van de kinderen plaatsvindt op station Lelystad waarbij geldt dat de man tot 1 augustus 2025 één keer per maand voor één van de twee omgangsmomenten een verslag van de heer [naam 2] ( [instelling] ) en/of mevrouw [naam 3] (therapeute verslavingszorg) aan de vrouw overlegt met informatie over de vraag of sprake is van terugval in drugs/middelengebruik bij de man danwel anderszins zorgen zijn over zijn functioneren;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden
voorlopigeen kinderalimentatie ten behoeve van voornoemde minderjarigen ( [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) van € 25,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2025.