ECLI:NL:RBDHA:2025:418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
C/09/674529 / FA RK 24-7593, C/09/659638 / FA RK 24-177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een procedure betreffende gezag, hoofdverblijfplaats en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, geboren in 2016 en 2019. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.R. Koopman, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. N.J. Josipovic, een gefaseerde benadering naar co-ouderschap voorstelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds medio december 2023 bij de vader wonen en dat het zwaartepunt van de opvoeding bij hem ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, maar dat er ook ruimte moet zijn voor contact met de moeder, dat onder regie van 't Zorghuisje zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om co-ouderschap en wijziging van het gezag afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een wijziging in de gezagssituatie en de communicatie tussen de ouders niet voldoende is om gezamenlijk gezag te handhaven. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 24-177 en FA RK 24-7593
Zaaknummers: C/09/659638 en C/09/674529
Datum beschikking: 16 januari 2025

Gezag, hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikkingop de op 10 januari 2024 en 24 oktober 2024 ingekomen verzoeken van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K.R. Koopman te Zeist.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: voorheen mr. M.P.J. Frederiks te ’s-Gravenhage, nu mr. N.J. Josipovic te
’s-Gravenhage.

Procedure

Zaak- en rekestnummer C/09/659638 / FA RK 24-177
Bij beschikking van 7 maart 2024 van deze rechtbank is, voor zover hier van belang:
- bepaald dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] ;
in de Basisregistratie Personen (BRP) voorlopig moeten worden ingeschreven op het woonadres van de vader;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de proceskosten aangehouden tot 1 september 2024 pro forma, waarbij tevens is bepaald dat de advocaten van partijen zich uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum uitlaten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure (waarbij partijen over en weer nog op elkaars standpunt mogen reageren).
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het F9-formulier van 30 augustus 2024 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 27 september 2024 van de advocaat van de moeder, met bijlage;
- het F9-formulier van 14 oktober 2024 van de advocaat van de moeder;
- het aanvullend verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 10 december 2024 van de advocaat van de moeder, met bijlage;
- het F9-formulier van 10 december 2024 van de advocaat van de vader, met bijlagen.
Zaak- en rekestnummer C/09/674529 / FA RK 24-7593
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 10 december 2024 van de advocaat van de moeder, met bijlage;
- het F9-formulier van 10 december 2024 van de advocaat van de vader, met bijlagen.
Op 12 december 2024 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Het betrof een
gecombineerde behandelingvan de hiervoor genoemde procedures. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Van de zijde van de vader en van de zijde van de moeder zijn op de zitting pleitnotities overgelegd. Van de zijde van de moeder zijn op de zitting aanvullende stukken
(e-mailberichten tussen de moeder en ’t Zorghuisje) overgelegd.

(Aanvullend) verzoek en verweer

Zaak- en rekestnummer C/09/659638 / FA RK 24-177
De moeder verzoekt zelfstandig – na aanvulling – te bepalen:
- indien sprake is van een co-ouderschap: dat [de minderjarige 2] wordt ingeschreven bij de vader en [de minderjarige 1] wordt ingeschreven bij de moeder;
- indien geen sprake is van een co-ouderschap: dat beide kinderen worden ingeschreven bij de moeder;
- dat de vader in de proceskosten van deze procedure wordt veroordeeld;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt anderszins te oordelen als de rechtbank in goede justitie in het belang van de kinderen vermeent te behoren, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Zaak- en rekestnummer C/09/674529 / FA RK 24-7593
De vader verzoekt:
- het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te beëindigen en de vader voortaan alleen met het gezag te belasten;
- te bepalen dat er een (minimale) contactregeling zal zijn tussen de moeder en de kinderen van éénmaal per week, vanuit school tot na het eten, waarbij de moeder de kinderen uit school ophaalt en bij de vader brengt;
- anderszins te bepalen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt tevens zelfstandig ten aanzien van de zorgregeling:
- te bepalen dat de moeder de kinderen bij zich kan hebben:
- de eerste drie maanden: [de minderjarige 2] van dinsdag na school tot en met woensdagochtend, [de minderjarige 1] van woensdag na school tot en met vrijdagavond na het avondeten en om het weekend [de minderjarige 1] tot en met zaterdagavond na het avondeten (in plaats van vrijdagavond) en [de minderjarige 2] overdag op zondag;
- de vierde tot en met de zesde maand: [de minderjarige 2] van woensdag na school tot en met vrijdagochtend, [de minderjarige 1] van woensdag na school tot en met vrijdagavond na het avondeten en om het weekend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot en met zondagavond na het avondeten;
- vanaf de zesde maand: co-ouderschap, waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de ene week van woensdag na school tot en met zaterdagochtend en in de andere week van woensdag na school tot en met zondagavond na het avondeten bij de moeder verblijven;
- althans een fasering te bepalen die de rechtbank redelijk acht;
- althans vaststelling van een zorg- en opvoedingsregeling die de rechtbank redelijk acht;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt anderszins te oordelen als de rechtbank in goede justitie in het belang van de kinderen vermeent te behoren, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Omwille van de leesbaarheid zal de rechtbank alle voorliggende verzoeken in beide procedures in het lichaam van deze beschikking gezamenlijk behandelen. In het dictum zullen onder de betreffende zaaknummers de beslissingen worden vermeld.
Voorgeschiedenis
Bij beschikking van 17 mei 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 23 september 2024. Hierna is de ondertoezichtstelling niet meer verlengd. In de beschikking van 17 mei 2024 heeft de kinderrechter overwogen dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en dat het van belang is dat er in de daaropvolgende periode met hulp van ’t Zorghuisje duidelijke afspraken worden gemaakt en vastgelegd over de omgang tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter heeft voorts overwogen dat de moeder zich aan deze afspraken dient te houden en dat het van belang is dat de moeder verdere hulp ontvangt in de thuissituatie en voor haar persoonlijke problematiek. De kinderrechter heeft overwogen dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden voldoende was om met de hulpverlening goede afspraken te maken en toe te werken naar een afronding van de begeleiding in het kader van de ondertoezichtstelling.
De afgelopen periode is getracht om het contact tussen de moeder en de kinderen op te bouwen met hulp van ’t Zorghuisje. In september 2024 zouden de kinderen een week bij de moeder verblijven. Gebleken is dat de moeder op meerdere momenten, in ieder geval in september 2024, aan de vader heeft aangegeven dat het haar niet lukt om de zorg voor de kinderen te dragen. Uit het e-mailbericht van 9 december 2024 van ’t Zorghuisje blijkt dat overnachtingen bij de moeder voorlopig nog niet plaatsvinden en dat de moeder eerst zal werken aan het versterken van haar band met haar twee zonen, waarna op basis daarvan nieuwe afspraken zullen worden gemaakt. Uit het e-mailbericht van 10 december 2024 van de moeder aan ’t Zorghuisje blijkt dat de moeder haar toestemming voor hulpverlening door ’t Zorghuisje heeft ingetrokken. Op de zitting heeft de moeder desgevraagd toegelicht dat zij met een e-mailbericht van 11 december 2024 aan ’t Zorghuisje heeft laten weten op haar
e-mailbericht van 10 december 2024 terug te komen en niet te willen dat de hulpverlening door ’t Zorghuisje stopt.
Hoofdverblijfplaats
De rechtbank handhaaft al hetgeen in de vorige beschikking in de zaak met het kenmerk C/09/659638 / FA RK 24-177 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is gebleken dat het niet is gelukt om in de afgelopen periode toe te werken naar een zorgregeling waarbij de kinderen de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader verblijven. De kinderen wonen feitelijk al sinds medio december 2023 bij de vader. De rechtbank constateert dat het zwaartepunt van de opvoeding van de kinderen ook bij de vader ligt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het aangewezen is om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader vast te stellen. Deze vaststelling neemt niet weg dat de kinderen in de toekomst een substantieel deel van de tijd bij de moeder kunnen wonen, maar de rechtbank acht het op dit moment aangewezen dat vastligt dat de kinderen hun basis hebben in de thuissituatie bij de vader. Dat betekent ook dat het naar het oordeel van de rechtbank belangrijk is dat duidelijk is dat niet meer hoeft te worden toegewerkt naar de situatie waarin de kinderen hoofdzakelijk verblijven bij de moeder.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in het geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van sub a van het tweede lid van artikel 1:253a BW kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of van een van hen een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen.
Standpunt vader
De vader wil dat er een minimale contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt bepaald, waarbij de kinderen afzonderlijk van elkaar bij de moeder verblijven zonder overnachtingen en uitbreiding plaatsvindt onder begeleiding en regie van ’t Zorghuisje. In het afgelopen jaar is geprobeerd het contact tussen de moeder en de kinderen uit te breiden, maar telkens is gebleken dat het de moeder niet of onvoldoende lukt om de zorg voor de kinderen gedurende een langere periode op zich te nemen. Tot op heden is het nog niet gelukt om een bestendige zorgregeling af te spreken.
Standpunt moeder
De moeder vindt het in het belang van de kinderen om op een gefaseerde wijze toe te werken naar co-ouderschap, omdat zij in het verleden de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft gedragen. Het gaat beter met de moeder, nu zij passende hulpverlening heeft en is verhuisd naar een woning in Delft waar zij voldoende ruimte heeft om de kinderen op te vangen. De omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen verlopen goed.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank constateert dat beide ouders achter contact tussen de moeder en de kinderen staan en welwillend lijken te zijn in het faciliteren daarvan. De rechtbank overweegt evenwel dat het de moeder nog niet is gelukt om de zorg en opvoeding van de kinderen gedurende langere tijd structureel vorm te geven. De moeder is verhuisd en woont nu in Delft. De rechtbank acht het niet in het belang van de kinderen dat zij veel moeten reizen tussen de woning van de moeder in Delft en hun school in Den Haag. De rechtbank acht het daarnaast van belang om nu duidelijkheid te scheppen over de zorgregeling, zodat beide partijen en ’t Zorghuisje weten waar ze aan toe zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het contact tussen de moeder en de kinderen zal moeten plaatsvinden onder regie van ’t Zorghuisje, waarbij de wijze van het contact, de duur van de contactmomenten en de frequentie van de contactmomenten door ’t Zorghuisje in overleg met partijen zullen worden bepaald. ’t Zorghuisje zal dan ook bepalen wat is aangewezen ten aanzien van een definitieve zorgregeling tussen de ouders en de kinderen. Daarbij moeten de ouders de adviezen van ’t Zorghuisje ten aanzien van de zorgregeling opvolgen. Ook bij het uitbreiden van de zorgregeling moeten de ouders de adviezen van ’t Zorghuisje in acht nemen. De rechtbank zal voorts als minimale regeling de regeling vaststellen die de vader heeft verzocht en overweegt dat dit een minimale regeling is die kan worden uitgebreid als ’t Zorghuisje dat verantwoord acht. Daarbij is wel van belang dat de moeder langere tijd stabiliteit in de opvoeding van de kinderen en nakoming van de afspraken zal moeten laten zien.
De rechtbank merkt nog op dat zij begrip heeft voor de wens van de moeder om meer contact te hebben met de kinderen of de kinderen meer bij zich te hebben dan nu feitelijk het geval is. Omdat tot nu toe is gebleken dat het de moeder niet lukt om de zorg voor de kinderen voor een langere periode op zich te nemen, acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van de kinderen om de zorgregeling vast te stellen zoals de moeder voorstaat. Het is duidelijk dat de kinderen behoefte hebben aan regelmatig contact met de moeder en dat de vader deze behoefte ondersteunt. De rechtbank kan op dit moment echter geen andere zorgregeling vaststellen dan de regeling zoals de vader heeft verzocht. De rechtbank gaat ervan uit dat deze zorgregeling zal worden uitgebreid naar in ieder geval één overnachting van de kinderen in de week dat zij bij de moeder verblijven, zodra dit volgens ’t Zorghuisje verantwoord is.
Gezag
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, zoals bedoeld in artikel 1:251 BW, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige kinderen toekomt. Het eerste en derde lid van artikel 1:251a BW zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank beëindigt het gezamenlijk gezag slechts indien: a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunt vader
De vader wil met het eenhoofdig gezag over de kinderen worden belast. De communicatie tussen de ouders verloopt niet goed en zij kunnen samen geen afspraken maken over de kinderen. De vader heeft aangegeven dat de moeder haar gezag misbruikt door te stellen dat het contact tussen haar en de kinderen kan worden uitgebreid en dat de vader hieraan moet meewerken. De zorgregeling tussen de moeder en de kinderen is diverse keren aangepast, waardoor de kinderen werden geconfronteerd met andere afspraken. Het is in het belang van de kinderen dat er nu rust en duidelijkheid komt.
Standpunt moeder
De moeder is van mening dat het gezamenlijk gezag in stand kan blijven. De moeder maakt geen misbruik van haar gezag. Daarbij is de communicatie tussen de ouders goed genoeg voor handhaving van het gezamenlijk gezag. Het gezamenlijk gezag kan niet worden beëindigd uitsluitend vanwege het feit dat de vader op dit moment meer zorg draagt voor de kinderen dan de moeder.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij belangrijke beslissingen over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind (kunnen) voordoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de vader onvoldoende onderbouwd waarom een wijziging in het gezag aangewezen is. Volgens de vader verloopt de communicatie tussen de ouders moeizaam, waardoor de kinderen klem of verloren zijn geraakt tussen de ouders. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. Ook is onvoldoende gebleken waarom een wijziging in het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Nu de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader heeft vastgesteld en een zorgregeling heeft bepaald en er in zoverre dus duidelijkheid is over de zorg- en opvoedsituatie van de kinderen, is de rechtbank van oordeel dat een wijziging in de gezagssituatie op dit moment niet in het belang van de kinderen is.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 7 maart 2024 van deze rechtbank –:

in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/659638 / FA RK 24-177
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/674529 / FA RK 24-7593
bepaalt dat het contact tussen moeder en de minderjarigen zal plaatsvinden onder regie van ’t Zorghuisje, waarbij de wijze van het contact, de duur van de contactmomenten en de frequentie van de contactmomenten door ’t Zorghuisje zullen worden bepaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 januari 2025.