Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 3 maart 2025 een verzoek ingediend om de crisismaatregel voort te zetten, die eerder op 1 maart 2025 was genomen. Betrokkene, geboren in 1999 in Bulgarije en thans verblijvende in een zorginstelling, was bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S.C. Leistra. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 werd duidelijk dat betrokkene zich beter voelde en terug naar huis wilde. Hij gaf aan weer te willen werken om zijn zwangere vrouw en kinderen te onderhouden. De psychiater die betrokkene had onderzocht, verklaarde dat betrokkene aanvankelijk gevaarlijk gedrag vertoonde, maar inmiddels geen gevaarlijk gedrag meer vertoonde en dat de psychose vermoedelijk drugsgerelateerd was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake meer was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat betrokkene geen gevaarlijk gedrag meer vertoonde. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, rechter, en mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2025. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 17 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.