ECLI:NL:RBDHA:2025:4171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/09/681100 / FA RK 25-1554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van artikel 7:7 Wvggz

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 3 maart 2025 een verzoek ingediend om de crisismaatregel voort te zetten, die eerder op 1 maart 2025 was genomen. Betrokkene, geboren in 1999 in Bulgarije en thans verblijvende in een zorginstelling, was bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S.C. Leistra. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 werd duidelijk dat betrokkene zich beter voelde en terug naar huis wilde. Hij gaf aan weer te willen werken om zijn zwangere vrouw en kinderen te onderhouden. De psychiater die betrokkene had onderzocht, verklaarde dat betrokkene aanvankelijk gevaarlijk gedrag vertoonde, maar inmiddels geen gevaarlijk gedrag meer vertoonde en dat de psychose vermoedelijk drugsgerelateerd was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake meer was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat betrokkene geen gevaarlijk gedrag meer vertoonde. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, rechter, en mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2025. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 17 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/681100 / FA RK 25-1554
Datum beschikking: 6 maart 2025

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 3 maart 2025 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , Bulgarije,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [instelling] , afdeling [afdeling] te [plaats] ,
advocaat: mr. M.S.C. Leistra te Zoetermeer.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 1 maart 2025 genomen crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente ‘s-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel;
  • een op 1 maart 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een afschrift van de politiemutaties;
- een brief van de officier van justitie van 2 maart 2025, waaruit blijkt dat betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, [naam 2] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene zich inmiddels beter voelt en hij terug naar huis wil. Hij geeft aan weer te willen werken, zodat hij zijn zwangere vrouw en kinderen kan onderhouden. Momenteel heeft betrokkene enkel last van letsel aan zijn vinger, ontstaan door zelf toegebracht trauma tijdens de psychotische episode.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene aan het begin van de opname zeer angstig en achterdochtig was, waarbij sprake was van paranoïde waanideeën en auditieve en visuele hallucinaties bij betrokkene. Hij vertoonde hierdoor gevaarlijk gedrag waarbij hij zichzelf ernstig letsel heeft toegebracht en gesepareerd moest worden. Inmiddels lijkt het beter te gaan met betrokkene en vertoont hij geen gevaarlijk gedrag meer. De psychose is vermoedelijk geïnduceerd door drugs. Hij krijgt nu geen antipsychotica en veroorzaakt geen onrust op de afdeling.

Beoordeling

Uit het behandelde ter zitting is gebleken dat het toestandsbeeld van betrokkene inmiddels zodanig is opgeknapt dat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Hoewel de communicatie met betrokkene ter zitting beperkt mogelijk was, omdat ondanks een tijdige aanvraag geen tolk in de Bulgaarse taal voorhanden was, is het de rechtbank voldoende duidelijk geworden dat betrokkene geen gevaarlijk gedrag meer vertoont. De psychose is vermoedelijk drugs gerelateerd geweest en betrokkene is weer tot rust gekomen. Betrokkene heeft ook aangegeven absoluut geen drugs meer te zullen gebruiken. Hij is geen geregelde gebruiker en had de drugs gekregen van een kennis. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 maart 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.