ECLI:NL:RBDHA:2025:4169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
NL25.10062
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en in Spanje te verblijven, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister, waarbij hem een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar is opgelegd. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister contact heeft opgenomen met de Spaanse autoriteiten, die hebben bevestigd dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Spanje. Eiser heeft documenten overgelegd die volgens hem aantonen dat hij een aanvraag in Spanje heeft ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten niet voldoende zijn om zijn verblijf in Spanje te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht een terugkeerbesluit heeft genomen en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat, wat de minister in staat stelde om een vertrektermijn te onthouden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en hem geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10062

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.T.V. Le),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod voor de duur van twee jaar is uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1995 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd, omdat hij toestemming tot verblijf heeft in Spanje. [1] Eiser heeft in het gehoor voorafgaand aan het uitvaardigen van het terugkeerbesluit verklaard dat hij zo’n twee jaar in Spanje verblijft. Verweerder heeft onvoldoende doorgevraagd naar eisers verblijf in Spanje. Verder heeft eiser in beroep documenten overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij een aanvraag in Spanje heeft ingediend en dat hij daar zijn vaste woon- en verblijfadres heeft. Ten aanzien van het inreisverbod stelt eiser dat geen sprake is van herhaaldelijk of opzettelijk illegaal verblijf in Nederland of andere Europese lidstaten. Gelet op de situatie van eiser had verweerder moeten motiveren waarom een inreisverbod voor een kortere duur van één jaar niet passend is.
3. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van gehoor van 26 februari 2025 blijkt dat verweerder vóór het uitvaardigen van het terugkeerbesluit contact heeft opgenomen met de Spaanse autoriteiten. De Spaanse autoriteiten hebben aan verweerder meegedeeld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft en dat zij eiser niet kennen. Als eiser niettemin meent dat hij wel rechtmatig verblijf heeft, is het vervolgens aan hem aan te tonen dat hij in het bezit is van een geldige Spaanse verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf. De rechtbank is van oordeel dat de twee onvertaalde documenten die eiser in beroep heeft ingediend niet aantonen dat hij toestemming tot verblijf heeft in Spanje. Verder is door eiser niet gesteld dat hij in het bezit is van een geldige Spaanse verblijfsvergunning. Verweerder heeft dan ook terecht een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd. [2]
4. Daarnaast heeft verweerder een vertrektermijn aan eiser kunnen onthouden, omdat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. [3] Dit risico volgt uit de gronden [4] die aan het terugkeerbesluit ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank stelt vast dat eiser deze gronden niet heeft betwist. Nu verweerder een vertrektermijn aan eiser heeft kunnen onthouden, is hij gehouden een inreisverbod uit te vaardigen. [5] Uit verweerders beleid volgt dat hij een inreisverbod uitvaardigt voor de maximale duur zoals die in artikel 6.5a van het Vb is genoemd. [6] Bij eiser is dat voor de duur van twee jaar. In het beleid van verweerder staat dat hij in twee gevallen een inreisverbod uitvaardigt voor de duur van één jaar. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. De genoemde uitzonderingen doen zich niet voor bij eiser. Verweerder heeft dus op grond van zijn beleid terecht een inreisverbod voor de duur van twee jaar tegen eiser uitgevaardigd. Tot slot zijn geen feiten of omstandigheden door eiser gesteld die verweerder aanleiding hadden moeten geven tot het afzien van een inreisverbod. [7]
5. Het beroep is ongegrond.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, 23 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8312.
2.Op grond van artikel 62a, eerste lid, van de Vw.
3.Op grond van artikel 62, tweede lid, onder a, van de Vw.
4.Artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
5.Op grond van artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.
6.Paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
7.Op grond van artikel 66a, achtste lid, van de Vw.