ECLI:NL:RBDHA:2025:4133
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake visum kort verblijf tijdens Ramadan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw, had een visum voor kort verblijf aangevraagd om tijdens de Ramadan en het Suikerfeest bij haar man in Nederland te zijn. De minister van Buitenlandse Zaken had deze aanvraag afgewezen, omdat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat zij het doel en de omstandigheden van haar verblijf kon onderbouwen. Tevens bestond er redelijke twijfel over haar voornemen om Nederland te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het visum.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegend spoedeisend belang aanwezig was. De wens van verzoekster om bij haar man te zijn tijdens de Ramadan werd als begrijpelijk beschouwd, maar niet als voldoende zwaarwegend om de bezwaarprocedure te doorkruisen. Bovendien was er geen sterke twijfel aan de rechtmatigheid van het primaire besluit van de minister.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.