Op 14 januari 2025 heeft de kantonrechter in Den Haag een beschikking gegeven op een verzoek tot machtiging om gelden, die aan minderjarigen zijn geschonken, te beleggen onder een defensief beleggingsprofiel. De minderjarigen, vertegenwoordigd door hun ouders, verblijven tijdelijk in Zwitserland, maar hun gewone verblijfplaats is nog steeds in Nederland. De vader van de minderjarigen is diplomaat en is momenteel in Zwitserland geplaatst, maar het gezin blijft formeel in Nederland wonen en is daar ook belastingplichtig. De kantonrechter moest eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. Dit werd gedaan aan de hand van de relevante Europese en internationale verdragen, zoals de Verordening (EU) 2019/1111 en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. De kantonrechter concludeerde dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, omdat hun verblijf in Zwitserland van tijdelijke aard is en er geen integratie in de lokale sociale omgeving plaatsvindt. De kantonrechter heeft vervolgens het verzoek toegewezen, waarbij werd benadrukt dat de beslissing in het belang van de minderjarigen is. De machtiging is verleend met de voorwaarde dat belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in beroep kunnen gaan, uitsluitend via een advocaat.