ECLI:NL:RBDHA:2025:407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
11467971 EJ VERZ 24-84975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot beleggen van geschonken gelden voor minderjarigen onder defensief beleggingsprofiel

Op 14 januari 2025 heeft de kantonrechter in Den Haag een beschikking gegeven op een verzoek tot machtiging om gelden, die aan minderjarigen zijn geschonken, te beleggen onder een defensief beleggingsprofiel. De minderjarigen, vertegenwoordigd door hun ouders, verblijven tijdelijk in Zwitserland, maar hun gewone verblijfplaats is nog steeds in Nederland. De vader van de minderjarigen is diplomaat en is momenteel in Zwitserland geplaatst, maar het gezin blijft formeel in Nederland wonen en is daar ook belastingplichtig. De kantonrechter moest eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. Dit werd gedaan aan de hand van de relevante Europese en internationale verdragen, zoals de Verordening (EU) 2019/1111 en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. De kantonrechter concludeerde dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, omdat hun verblijf in Zwitserland van tijdelijke aard is en er geen integratie in de lokale sociale omgeving plaatsvindt. De kantonrechter heeft vervolgens het verzoek toegewezen, waarbij werd benadrukt dat de beslissing in het belang van de minderjarigen is. De machtiging is verleend met de voorwaarde dat belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in beroep kunnen gaan, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV
Zaaknr.: 11467971 EJ VERZ 24-84975

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoekster] ,
[verzoeker],
beiden momenteel verblijvende te [woonplaats] (Zwitserland), [adres] ,
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van:
i.
[de minderjarige 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014,
[de minderjarige 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2016,
beiden momenteel verblijvende te [woonplaats] (Zwitserland),
hierna te noemen: de minderjarigen,
verzoekers.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 24 oktober 2024;
  • het gewijzigde verzoek (met bijlagen), ontvangen op 7 januari 2025.

Beoordeling

Verzocht wordt een machtiging om de door verzoekers aan de minderjarigen onder bewind geschonken gelden te beleggen onder een defensief beleggingsprofiel.
Vanwege het internationale karakter van de zaak moet de kantonrechter eerst beoordelen of aan de Nederlandse rechter bevoegdheid toekomt.
Nu het verzoek betrekking heeft op de ouderlijke verantwoordelijkheid moet de rechtsmacht op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in dit geval worden bepaald aan de hand van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van Europa van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel-II ter) of het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV 1996).
Artikel 7 lid 1 Brussel-II ter bepaalt dat inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn/haar gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Dit geldt onder voorbehoud van de artikelen 8 tot en met 10 Brussel-II ter.
Artikel 5 lid 1 HKV 1996 bepaalt dat de rechterlijke en administratieve autoriteiten van de Verdragsluitende Staat waar het kind zijn/haar gewone verblijfplaats heeft, bevoegd zijn maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van zijn/haar persoon of vermogen.
Volgens vaste rechtspraak wordt de gewone verblijfplaats van een kind vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden die eigen zijn aan iedere zaak. Naast de fysieke aanwezigheid van een kind op het grondgebied van een staat, moeten andere factoren, zoals de duur, de regelmaat en de redenen van het verblijf, maar ook de bedoelingen van de ouders, in aanmerking worden genomen die kunnen aantonen dat deze aanwezigheid niet tijdelijk of toevallig is en dat de verblijfplaats een zekere integratie in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Hierbij geldt dat de inschrijving of uitschrijving van het kind in of uit de gemeentelijke administratie hooguit één van de relevante factoren is waarmee rekening kan worden gehouden bij het bepalen van de gewone verblijfplaats van het kind.
Uit de beschikbare informatie blijkt het volgende.
De vader van de minderjarigen, [verzoeker] , is momenteel als Nederlandse diplomaat in Zwitserland geplaatst. Die plaatsing eindigt deze zomer, waarna hij aansluitend in Vietnam zal worden geplaatst. Tijdens plaatsingen in het buitenland blijft het gezin fictief gelden als woonachtig in Nederland en mogen zij zich (dus) niet inschrijven als inwoner van hun gastland. Verder blijft het gezin ook in Nederland verzekerings- en belastingplichtig. De minderjarigen gaan naar een internationale school en leven vrijwel alleen in een Nederlands- en Engelstalige diplomatieke bubbel. De lokale taal zijn zij maar heel beperkt machtig. In de
schoolvakanties is het gezin in Nederland, waar de familie en vrienden van de minderjarigen woonachtig zijn. Als de plaatsing in Vietnam eindigt – waarschijnlijk in de zomer van 2030 – zal het gezin ook fysiek weer terugkeren naar Nederland. De minderjarigen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit voormelde feiten en omstandigheden dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats (nog steeds) in Nederland hebben. Hun verblijf in Zwitserland is van tijdelijke aard en er is geen sprake van enige integratie in een sociale of familiale omgeving in Zwitserland. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Op grond van artikel 15 lid 1 HKV 1996 geldt dat Nederlands recht van toepassing is als de Nederlandse rechter bevoegd is. De kantonrechter zal daarom het Nederlandse recht toepassen.
Toewijzing van het verzoek is in het belang van de minderjarigen. De kantonrechter zal de verzochte machtiging daarom verlenen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verleent de gevraagde machtiging.
Dit is een beslissing van mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, in samenwerking met N.A. Verburg, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal)
is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.