Uitspraak
Beschikking op het op 15 april 2024 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
[de vader] ,
Procedure
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] .
- het tussentijdse verslag van 13 september 2024 van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 23 september 2024 van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 8 oktober 2024 van de zijde van de vader, met bijlage;
- het F9-formulier van 14 oktober 2024 van de zijde van de moeder;
- de brief van 5 december 2024 met aanvullende verzoeken en met bijlagen, van de zijde van de moeder.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Nog voorliggende verzoeken en verweer
- om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij haar vast te stellen;
- om de door de ouders onderling getroffen regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ‘naast de omgang’ één weekend per maand van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de moeder verblijven;
- met ingang van primair 1 juli 2023 en subsidiair 4 april 2024 de kinderalimentatie op € 275,- per maand per kind te bepalen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht;
- op woensdagmiddag na schooltijd tot 19.00 uur;
- één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond 19.30 uur, waarbij de moeder de kinderen bij de vader brengt;
Beoordeling
50/50-zorgregeling niet zonder meer aan de orde is, maar dat de zorgregeling zoals die er nu is – mede gelet op wat de kinderen daar zelf over hebben aangegeven bij de bijzondere curator – ook niet (meer) in het belang van de kinderen lijkt te zijn. De rechtbank ziet in de door beide ouders aangevoerde stellingen aanleiding om een zorgregeling vast te stellen die deels tegemoetkomt aan de wens van de moeder om de kinderen ook in de weekenden bij zich te hebben, maar ook deels tegemoetkomt aan de zorgen van de vader dat niet het grootste deel van de zorg tijdens doordeweekse dagen bij de moeder moet liggen. Van de noodzaak van zo’n drastische teruggang in tijd als de vader heeft verzocht, is de rechtbank echter niet gebleken. Daarbij speelt – ook hier – een rol wat de kinderen daar zelf over hebben aangegeven bij de bijzondere curator.