ECLI:NL:RBDHA:2025:4002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL25.10107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot mvv-aanvragen van Afghaanse verzoekers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit twee Afghaanse verzoekers en hun gemachtigde mr. R.C. van den Berg, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op 17 december 2024 waren afgewezen. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om hen te behandelen alsof zij in het bezit zijn van een mvv totdat op hun bezwaar is beslist, en om de ambassade op te dragen een mvv af te geven binnen twee weken na de uitspraak.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat het verzoek elk voorlopig karakter mist. De voorzieningenrechter overweegt dat toewijzing van het verzoek zou betekenen dat de beslissing op het bezwaar tegen de afwijzing van de mvv zinledig zou zijn. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat de besluiten van de minister evident onjuist zijn, ook niet in het licht van de stelling van verzoekers dat zij in Afghanistan in hun veiligheid worden bedreigd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10107
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] en [V-nummer 4]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] , verzoeker 1,

[verzoeker 2], verzoeker 2,
[verzoekster 1], verzoekster 1,
[verzoekster 2], verzoekster 2,
hierna tezamen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een mvv [1] afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Op 3 maart 2025 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb [2] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen, onder meer als het verzoek kennelijk ongegrond is.
3. Verzoekers stellen te zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 2005, [datum 2] 2007 en [datum 3] 2008 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Zij hebben op 23 februari 2023 aanvragen gedaan tot afgifte van een mvv, met het oog op ‘verblijf als familie- of gezinsleden bij [referent]’ (referent). Verweerder heeft deze aanvragen afgewezen, omdat volgens hem het belang van de Nederlandse staat bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid zwaarder weegt dan het belang van verzoekers om het aan te nemen familie-/ gezinsleven met referent in Nederland te kunnen uitoefenen.
4. Verzoekers vragen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij worden behandeld alsof zij in het bezit zijn van een mvv totdat op hun bezwaar is beslist en om de ambassade op te dragen een mvv af te geven binnen twee weken na de uitspraak op het verzoek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een dergelijk verzoek niet vatbaar voor toewijzing, omdat de gevraagde voorziening ieder voorlopig karakter mist. Verzoekers vragen immers dat hen toegang tot Nederland wordt verleend. Toewijzing van dit verzoek betekent dat hiermee een beslissing op het bezwaar tegen de weigering van een mvv zinledig is.
5. Dat verzoekers stellen dat zij in Afghanistan in hun veiligheid worden bedreigd, maakt het voorgaande niet anders. In wat verzoekers hebben gesteld ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de in bezwaar aangevallen besluiten evident onjuist zijn.
6. Het verzoek zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.