ECLI:NL:RBDHA:2025:400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/5388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing huisvestingsvergunning op basis van inkomensgrens en informatieplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een huisvestingsvergunning beoordeeld. Eiseres had op 27 november 2023 een aanvraag ingediend voor een huisvestingsvergunning voor een woonruimte in [plaats]. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 18 december 2023, omdat het inkomen van eiseres niet in redelijke verhouding stond tot de huurprijs van de woonruimte. Eiseres had een huishoudinkomen van €52.763,00, terwijl het toegestane maximum inkomen voor de huurklasse €44.035,00 was.

Eiseres was het niet eens met de afwijzing en voerde aan dat zij niet op de hoogte was gesteld van de vereisten voor een huisvestingsvergunning. Ze stelde dat als zij eerder was geïnformeerd, zij de vergunning in 2022 had kunnen aanvragen, toen haar inkomen voldeed aan de vereisten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen. Eiseres had niet onderbouwd dat haar inkomen onder de inkomensgrens viel en de rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag rechtmatig was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Bakker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een huisvestingsvergunning.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder. Vervolgens heeft de rechtbank het beroep aangehouden omdat verweerder heeft aangegeven te willen onderzoeken of in dit geval de hardheidsclausule kan worden toegepast.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet opnieuw behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres heeft op 27 november 2023 een aanvraag voor een huisvestingsvergunning ingediend voor de woonruimte [adres] te [plaats]. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het inkomen van eiseres niet in redelijke verhouding staat tot de huurprijs van de woonruimte. Het totale huishoudinkomen van eiseres bedraagt €52.763,00 per jaar terwijl het toegestane maximum inkomen bij deze huurklasse €44.035,00 is.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Verweerder had eiseres moeten informeren over de vereisten voor een huisvestingsvergunning. Doordat zij niet op de hoogte is gesteld, wist zij niet dat zij een huisvestingsvergunning moest aanvragen. Van andere huurders heef eiseres gehoord dat zij eerder een brief van verweerder hebben ontvangen. Als eiseres eerder was geïnformeerd dan zou zij de huisvestingsvergunning in 2022 hebben aangevraagd. Zij voldeed toen aan de vereisten. Verder heeft eiseres na het ontvangen van het besluit aan verweerder uitgelegd dat zij haar inkomen voor 2023 verkeerd hebben berekend. Verweerder heeft deze uitleg echter genegeerd en is uitgegaan van de verkeerde berekening.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Hierbij overweegt de rechtbank het volgende.
4.1.
Op grond van artikel 2:3, derde lid van de Huisvestingsverordening 2023 komen woningzoekenden slechts in aanmerking voor een huisvestingsvergunning voor woonruimte met een aanvangshuurprijs onder de huurprijsgrens, als het huishoudinkomen over het inkomenstoetsjaar niet hoger is dan de inkomensgrens van €44.035,00. [2]
4.2.
Eiseres heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat het door verweerder vastgestelde inkomen onder het toegestane maximum inkomen zit. Uit de overgelegde belastinggegevens blijkt dat het inkomen van eiseres in 2023 €47.768,- is. Hoewel dit bedrag lager is dan het door verweerder uitgerekende bedrag, is dit bedrag nog steeds hoger dan de inkomensgrens van €44.035,00.
4.3.
Ook de stelling van eiseres dat als zij had geweten dat zij een huisvestingsvergunning had moeten aanvragen dit in 2022 zou hebben gedaan, omdat haar inkomen toen niet hoger was dan de inkomensgrens, volgt de rechtbank niet. Het gestelde inkomen van eiseres in dat jaar van €41.696,- was hoger dan de inkomensgrens die toen gold, namelijk €40.765,- [3] . Indien eiseres in 2025 aan de voorwaarden voldoet, kan zij een nieuwe aanvraag indienen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag voor een huisvestingsvergunning terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zoals vermeld in artikel 16 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 die in 2023 gold.
3.Zoals vermeld in artikel 16 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 die in 2022 gold.