ECLI:NL:RBDHA:2025:3997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/09/679837 / JE RK 25-227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe emotionele en gedragsproblemen

Op 18 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], die verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag heeft verzocht om een machtiging voor een gesloten jeugdhulpplaatsing voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft echter besloten om de machtiging te verlenen voor een kortere duur van vier maanden, omdat [de minderjarige] meer duidelijkheid en perspectief nodig heeft dan momenteel wordt geboden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van het college onvoldoende onderbouwd was en dat er een zorgvuldige afweging gemaakt moest worden, gezien de verstrekkende aard van de maatregel.

Tijdens de zitting op 18 februari 2025 waren de minderjarige, zijn advocaat, de moeder, en vertegenwoordigers van het college aanwezig. De vader was niet verschenen, maar de moeder heeft verklaard dat hij instemt met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders met gezag instemmen met de opneming van [de minderjarige] in de gesloten accommodatie, ondanks dat de vader niet fysiek aanwezig was. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [de minderjarige], die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft benadrukt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen aan te pakken en dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/679837 / JE RK 25-227
Datum uitspraak: 18 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,
hierna te noemen: het college,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 februari 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 17 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
  • [naam 1] en [naam 2] , namens het college;
  • [naam 3] , pedagogisch medewerker bij [jeugdinstelling] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Op 25 juni 2013 is [de minderjarige] erkend door de vader.
2.2.
De ouders van [de minderjarige] zijn op [huwelijksdatum] 2014 gehuwd.
2.3.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.4.
[de minderjarige] verblijft op [jeugdinstelling] .
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 september 2024 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 5 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
Het college motiveert het verzoek als volgt. Sinds [de minderjarige] op [jeugdinstelling] verblijft, komt hij goed tot ontwikkeling en heeft hij stappen gezet op het gebied van emotieregulatie, sociale vaardigheden en copingstrategieën. [de minderjarige] is zichtbaar gebaat bij de gestructureerde omgeving en strakke kaders van de gesloten groep. Deze prille stijgende lijn moet verder voortgezet worden binnen geslotenheid, waar hij in alle rust zijn vaardigheden verder kan ontwikkelen. In december 2024 hebben vier (gewelds)incidenten plaatsgevonden waarbij vrijheidsbeperkende maatregelen moesten worden toegepast. Ten opzichte van de voorgaande maanden is dit wel een afname in het aantal incidenten. [jeugdinstelling] vermoedt dat het beter met [de minderjarige] gaat nu er vaste medewerkers op de groep werken die meer duidelijkheid en structuur bieden. [de minderjarige] heeft leerplichtontheffing en heeft vanuit school dagbesteding aangeboden gekregen van twee uur per dag. Er wordt gekeken of het mogelijk is om een externe dagbesteding te vinden voor [de minderjarige] . Het is noodzakelijk dat [de minderjarige] de komende zes maanden op de gesloten groep verblijft omdat de stap naar een open groep nog te groot is. De kans dat [de minderjarige] op een open groep terugvalt in oud gedrag is groot. Er is op dit moment geen passende vervolgplek waar [de minderjarige] terecht kan. Onlangs heeft er een zorglogistiek overleg plaatsgevonden waarin de mogelijkheid tot het oprichten van een nieuwe instelling is besproken, dat mogelijk passend is bij de behoeftes van [de minderjarige] . Onduidelijk is echter óf en op welke termijn [de minderjarige] hier terecht zou kunnen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is primair verzocht om het verzoek af te wijzen en subsidiair het verzoek toe te wijzen voor maximaal vier maanden en voor het overige af te wijzen. Daartoe wordt het volgende aangevoerd. Het verzoek is erg summier onderbouwd en de vereiste toestemming van de gezaghebbende vader ontbreekt. [de minderjarige] heeft positieve stappen gezet sinds hij op de gesloten groep verblijft. Er hebben recent geen nieuwe escalaties plaatsgevonden. [de minderjarige] heeft een onveilig gevoel overgehouden aan de incidenten die hebben plaatsgevonden op de groep, waarbij iemand is neergestoken en de kamer van [de minderjarige] bijna in brand is gevlogen. Hierdoor heeft [de minderjarige] het gevoel dat hij niet goed tot ontwikkeling kan komen. [de minderjarige] denkt dat een open groep beter bij hem aansluit. Er moet druk op de ketel worden gehouden zodat er op korte termijn een geschikte vervolgplek voor [de minderjarige] gevonden kan worden. Ook is het van belang dat er voor [de minderjarige] perspectief wordt geboden zodat hij weet waar hij aan toe is.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek. Ondanks de positieve stappen die [de minderjarige] de afgelopen tijd heeft gezet, is het nu nog te vroeg om [de minderjarige] over te plaatsen naar een open groep of toe te werken naar huis. [de minderjarige] heeft jarenlang geen passende hulpverlening gekregen en heeft al die tijd gekampt met woedeaanvallen. Dit heeft in het verleden – en recent ook nog – geresulteerd in gevaarlijke situaties. De moeder is uit onmacht niet in staat voor [de minderjarige] te zorgen, hoe graag zij dit ook zou willen. Het is van belang dat er op de gesloten groep blijvend wordt gewerkt aan de emotieregulatie van [de minderjarige] . Op die manier kan de veiligheid van [de minderjarige] en zijn omgeving het beste worden gewaarborgd. De vader heeft volgens de moeder geen gezag, maar stemt volgens haar wel in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

5.De beoordeling

Vereiste instemming gezaghebbende ouders
5.1
Op grond van artikel 6.1.2, derde lid, Jeugdwet (Jw) kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien bij [de minderjarige] sprake is van een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel bij de gecertificeerde instelling of de gezaghebbende ouder(s) met verblijf en opneming instemt. Vast staat dat bij [de minderjarige] geen sprake is van een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel. Dit betekent dat de kinderrechter zal moeten nagaan of de ouders met gezag instemmen met de opneming en het verblijf. De kinderrechter komt tot de conclusie dat voldaan is aan de vereiste instemming van de gezaghebbende ouders. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
5.2.
De moeder is in de veronderstelling dat de vader geen gezag heeft. De kinderrechter denkt hier anders over. De vader heeft [de minderjarige] namelijk erkend en is daarna met de moeder gehuwd. Hiermee is van rechtswege gezamenlijk ouderlijk gezag tot stand gekomen (artikel 1:251, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Ook na de scheiding blijft het gezamenlijk gezag voortduren. Uit het gezagsregister blijkt tot op heden ook niet dat deze situatie nadien is gewijzigd. Dit betekent dat beide gezaghebbende ouders moeten instemmen.
5.3.
De moeder is verschenen ter zitting en heeft ingestemd met het verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De vader is niet verschenen ter zitting en uit het verzoekschrift van het college blijkt ook niet of de vader heeft ingestemd. De moeder heeft echter ter zitting verklaard dat de vader ook instemt. Daartoe heeft de moeder een WhatsApp-bericht van 6 februari 2025 van de vader aan de moeder laten zien, waarin de vader instemt met het verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De advocaat van [de minderjarige] ziet dit bericht als een voldoende instemming van de vader.
Inhoudelijke beoordeling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Op basis van de beschikbare informatie en de zitting is de kinderrechter ervan overtuigd dat het voor [de minderjarige] noodzakelijk is dat hij op de gesloten groep van [jeugdinstelling] verblijft. [de minderjarige] heeft moeite met het reguleren van zijn emoties, is prikkelgevoelig en heeft moeite met het accepteren van gezag en begrenzing. [de minderjarige] heeft de afgelopen maanden op de gesloten groep kunnen stabiliseren en hij laat een positieve groei zien naarmate hem meer structuur en duidelijkheid wordt geboden. De afgelopen maanden is een voorzichtige afname van (gewelds)incidenten te zien. Het is fijn om te horen dat er sinds kort een vaste groep medewerkers is op [jeugdinstelling] , waar [de minderjarige] zichtbaar van profiteert en waar hij een positieve band mee heeft opgebouwd. [de minderjarige] heeft structuur, duidelijkheid en een affectieve aanpak nodig om goed tot ontwikkeling te kunnen komen. Het is positief om te zien dat [de minderjarige] steeds beter wordt in het accepteren van autoriteit en zich laat begrenzen. De kinderrechter ziet tegelijkertijd dat [de minderjarige] hier nog de nodige stappen in moet zetten. De positieve ontwikkeling is dus nog pril en het is belangrijk dat er binnen de geslotenheid verder wordt gewerkt aan de emotieregulatie van [de minderjarige] en dat zijn behandeling wordt voortgezet. Lichtere alternatieven zijn onvoldoende toereikend om [de minderjarige] te begrenzen in zijn gedrag en hem te motiveren voor zijn behandeling. Het college heeft ter zitting naar voren gebracht dat er mogelijk op termijn een nieuwe instelling wordt opgericht dat bedoeld is voor een bepaalde doelgroep en passend zou kunnen zijn voor [de minderjarige] . Hoewel dit een erg goed initiatief is, is het onduidelijk of [de minderjarige] hier terecht kan en op welke termijn dit zou kunnen. [de minderjarige] heeft duidelijk behoefte aan perspectief. Hier moet de komende tijd aandacht voor zijn.
5.3.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, echter voor een kortere duur dan verzocht, te weten voor de duur van vier maanden. Voor het overige zal de kinderrechter het verzoek afwijzen, omdat [de minderjarige] meer duidelijkheid en perspectief nodig heeft dan wat hem nu wordt geboden. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat hier sprake is van een verstrekkende maatregel waarbij terughoudendheid geboden is, dat een verzoek zoals het onderhavige zorgvuldig wordt onderbouwd. Bij een volgend verzoek zou dan ook duidelijk moeten worden welke duur passend en noodzakelijk is, gelet op de voortgang van de behandeling, en welk perspectief [de minderjarige] wordt geboden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 maart 2025 tot 5 juli 2025;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier, en op schrift gesteld op 4 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jw.