ECLI:NL:RBDHA:2025:3971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/09/678970/KG RK 25-80
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in kort geding

Op 10 maart 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Stichting Juridisch Centrum afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. O. van der Burg, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoekster, vertegenwoordigd door D.B. Pathak, stelde dat de kantonrechter vooringenomen had gehandeld omdat hij de gemachtigde niet toestond om zijn vorderingen toe te lichten en de zitting al gesloten was voordat de gemachtigde arriveerde. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter niet vooringenomen had gehandeld. De gang van zaken op de zitting, waarbij de kantonrechter de regie voerde en de zaak behandelde in afwezigheid van de gemachtigde, werd als procedureel en niet onbegrijpelijk beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de beslissingen van de kantonrechter binnen zijn verantwoordelijkheden vielen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/02
zaak- /rekestnummer: C/09/678970 / KG RK 25-80
Beslissing van 10 maart 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Stichting Juridisch Centrum,
te Den Haag,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: D.B. Pathak,
strekkende tot de wraking van
mr. O. van der Burg,
(kanton)rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 januari 2025;
- het (verkorte) schriftelijke wrakingsverzoek, ingediend per e-mail van
21 januari 2025 11:56 uur;
- het (uitgebreide) schriftelijke wrakingsverzoek, ingediend per e-mail van
21 januari 2025 16:24 uur;
- de e-mail van verzoekster van 22 januari 2025;
- de e-mail van verzoekster van 30 januari 2025;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter, ingekomen bij de wrakingskamer op 18 februari 2025.
- de e-mail van verzoekster van 24 februari 2025 5:45 uur met het verzoek om de wrakingszitting aan te houden, subsidiair de gelegenheid te bieden een schriftelijke toelichting in te dienen;
- de e-mail van de wrakingkamer van 24 februari 2025 14:11 uur waarin de verzoeken worden afgewezen.
1.2.
Op 24 februari 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Verzoekster en/of haar gemachtigde D.B. Pathak zijn niet verschenen. De kantonrechter is evenmin, zoals vooraf bericht, verschenen. Namens de wederpartij in de hoofdzaak (Yownid B.V. h.o.d.n. Bizziphone) is [naam 1] als toehoorder verschenen. [naam 2] en de gemachtigde mr. M. Buitelaar zijn als wederpartij in de hoofdzaak uitgenodigd om als toehoorder aanwezig te zijn, maar zijn niet verschenen.
1.3.
De wrakingskamer heeft geen acht geslagen op de navolgende stukken, die na sluiting van de zitting bij de wrakingskamer zijn binnengekomen:
- de e-mail van verzoekster van 3 maart 2025 met als bijlage een brief waarin zij bezwaar maakt tegen de gang van zaken in de wrakingsprocedure;
- de e-mail van verzoekster van 5 maart 2025 met als bijlage een brief waarin zij een (voorwaardelijk) intrekkingsverzoek in de hoofdzaak doet.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de kort-gedingzaak met nummer 11436965 RL EXPL 24-23413 tussen verzoekster als eisende partij en Yownid B.V. (h.o.d.n. Bizziphone) en [naam 2] als gedaagde partijen. In die zaak heeft op
21 januari 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de gemachtigde van verzoekster.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster vindt de kantonrechter vooringenomen omdat hij de gemachtigde van verzoekster – die tien minuten te laat was voor de zitting en vooraf had gemeld dat hij vertraagd was – niet heeft toegestaan om zijn vorderingen toe te lichten en heeft gezegd dat de zitting al gesloten was. De kantonrechter heeft de zaak kennelijk binnen enkele minuten behandeld en – als de gedaagden al zijn verschenen – aan hen toegezegd dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Verder acht verzoekster het onrechtmatig en beledigend dat de kantonrechter haar gemachtigde heeft belet om een mondeling wrakingsverzoek te doen en de bode opdracht heeft gegeven om de gemachtigde uit de zittingszaal te verwijderen.
2.3.
De kantonrechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De kantonrechter stelt in zijn schriftelijke reactie dat de gemachtigde op het geplande aanvangstijdtip van de zitting niet was verschenen. Het is de kantonrechter toen gebleken dat de gemachtigde een e-mail aan de rechtbank had gestuurd dat hij 10 tot 15 minuten later zou zijn. De kantonrechter heeft de zitting voor 15 minuten onderbroken. Toen na 15 minuten bleek dat de gemachtigde nog niet was verschenen, heeft de kantonrechter de zaak behandeld. Dit duurde kort, omdat de gedaagden naar hun conclusie van antwoord verwezen. De kantonrechter heeft de behandeling gesloten, vonnis bepaald en de gedaagden zijn vertrokken. Toen de bode even later meldde dat de gemachtigde alsnog was verschenen, heeft de kantonrechter gezegd dat de zitting was gesloten en dat de gedaagden waren vertrokken. Vervolgens is de gemachtigde zonder toestemming de zittingszaal ingekomen en heeft op luide toon zijn ongenoegen geuit en “wraking!” geroepen, waarbij hij de griffier beval te gaan zitten en een proces-verbaal op te maken. De kantonrechter heeft dit belet omdat de zitting gesloten was en heeft de gemachtigde gesommeerd de zaal te verlaten.
3.3.
Deze feitelijke gang van zaken blijkt ook (deels) uit het proces-verbaal van zitting en is door verzoekster niet weersproken. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit deze gang van zaken niet worden afgeleid dat de kantonrechter vooringenomen heeft gehandeld jegens de gemachtigde. De beslissingen van de kantonrechter zien op de regievoering op de zitting en dit zijn procedurele beslissingen. Uitgangspunt is dat een procedurele beslissing – ook als deze onjuist zou zijn – in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) geen oordeel toekomt over de juistheid van de (tussen)beslissing of de motivering daarvan. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Dat daarvan in dit geval sprake is, is naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet gebleken.
3.4.
Dat de kantonrechter heeft besloten om de zaak in afwezigheid van de gemachtigde te behandelen om de voortgang van de zaak te bewaken, valt onder de verantwoordelijkheid van de kantonrechter om regie te voeren op de zitting. Dat de mondelinge behandeling kennelijk kort heeft geduurd, is onder de gegeven omstandigheden waarin gedaagden in de schriftelijke ronde als laatste aan het woord waren geweest en verzoekster niet was verschenen om daarop te reageren, niet onbegrijpelijk en getuigt niet van vooringenomenheid jegens (de gemachtigde van) verzoekster. De wrakingskamer heeft geen reden om aan te nemen dat de kantonrechter “binnen enkele minuten tegen de gedaagden heeft gezegd dat hij de zaak zou afwijzen”, zoals de gemachtigde vermoedt. Dit is kennelijk een aanname van verzoekster, want zij was niet bij de zitting aanwezig. Zij kan daarover dan ook niet uit eigen wetenschap verklaren. Ook de beslissing van de kantonrechter om de gemachtigde niet toe te staan om een mondeling wrakingsverzoek te doen en hem te sommeren de zaal te verlaten is – gelet op de omstandigheid dat de zitting al gesloten was – niet onbegrijpelijk en vormt geen aanleiding voor toewijzing van het wrakingsverzoek. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde D.B. Pathak;
• de gemachtigde van de wederpartijen in de hoofdzaak, mr. M. Buitelaar;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, A.M. Boogers en J. Snoeijer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.