ECLI:NL:RBDHA:2025:3971
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in kort geding
Op 10 maart 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Stichting Juridisch Centrum afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. O. van der Burg, de kantonrechter die de zaak behandelde. Verzoekster, vertegenwoordigd door D.B. Pathak, stelde dat de kantonrechter vooringenomen had gehandeld omdat hij de gemachtigde niet toestond om zijn vorderingen toe te lichten en de zitting al gesloten was voordat de gemachtigde arriveerde. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter niet vooringenomen had gehandeld. De gang van zaken op de zitting, waarbij de kantonrechter de regie voerde en de zaak behandelde in afwezigheid van de gemachtigde, werd als procedureel en niet onbegrijpelijk beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de beslissingen van de kantonrechter binnen zijn verantwoordelijkheden vielen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond.