In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van een omgevingsvergunning. Eiser, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan vergunninghouder voor het vergroten van een woning aan de [adres] te [plaats]. De vergunning was verleend op 21 januari 2022, maar na een aantal wijzigingen in de vergunning en het indienen van bezwaren door eiser en een andere omwonende, werd het beroep van eiser op 14 november 2024 behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroep had ingesteld tegen een eerder besluit van 7 maart 2023, waardoor zijn beroep tegen het wijzigingsbesluit van 11 mei 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet in een nadeliger positie was komen te verkeren door de wijziging van de vergunning en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die zijn beroep ontvankelijk zouden maken. De rechtbank heeft het beroep van eiser afgewezen en hem geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.