Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 1 maart 2023 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verzoekschrift van de zijde van de vrouw, ingekomen op 1 maart 2023;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 29 september 2023;
- het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken van de zijde van de vrouw, ingekomen op 28 november 2023;
- de brief van 17 juni 2024, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het aanvullende verzoekschrift van de zijde van de vrouw, overgelegd ter zitting van
- het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 2 september 2024;
- het gewijzigde verzoekschrift van de zijde van de vrouw, ingekomen op 1 oktober 2024;
- de brief van 18 december 2024, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift met aanvullende zelfstandige verzoeken van de zijde van de man, ingekomen op 20 december 2024.
Feiten
- de vrouw met ingang van 1 mei 2024 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats 2] ;
- de vrouw aan de man met ingang van 5 maart 2024 voorlopig een partneralimentatie van € 1.531,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Verzoek en verweer
€ 78.400,-;
€ 21.600,-, alleen voor zover deze woning aan de man wordt toegescheiden;
primairhet appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van het appartement aan de [adres 3] te [plaats 2] ;
€ 42.200,-, en te bepalen dat de man ter zake deze verdeling ten titel van overbedeling aan de vrouw € 21.100,- dient te betalen;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 7.861,- in verband met achtergehouden huurpenningen tot 31 december 2024, te vermeerderen met de helft van de door de man nog na 1 januari 2025 te ontvangen huurpenningen ad € 1.410,- per maand, een en ander zolang er sprake is van gemeenschappelijke eigendom van het betreffende goed, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum verzoekschrift, dan wel de datum van beschikking, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 2.699,39 (privé uitgaven man tot 5 maart 2024), althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift, dan wel de datum van beschikking, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 2.200,- (advocaatkosten man), althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit verzoekschrift, dan wel de datum van beschikking, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 1.958,38 in verband met privé uitgaven man die na 5 maart 2024 nog uit de en/of rekening van partijen zijn betaald, althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift, dan wel de datum van beschikking, tot aan de dag der algehele voldoening;
- de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 619,36 (door vrouw betaalde onderhoudskosten), althans een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift, dan wel de datum van beschikking, tot aan de dag der algehele voldoening;
- voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank een partneralimentatie vaststelt, de alimentatieduur te beperken primair tot één jaar en subsidiair tot drie jaar,
- de vrouw te verbieden om de achternaam van de man “ [achternaam] ” na de echtscheiding nog te gebruiken;
- in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aan de man toe te delen:
Beoordeling
€ 7.189,- per maand.
[nummer 3] (hoogte per 15 januari 2025: € 37.904,22), ING [nummer 4] leningdeel 1.0 en ING [nummer 4] leningdeel 1.1 (totale hoogte per 15 januari 2025: € 102.567,48). De schuld ING [nummer 2] is recent afgelost vanuit het Spaarfonds dat is vrijgevallen.
€ 61.992,51. Tegelijkertijd heeft hij erkend dat de rekening na 1 maart 2023 is gebruikt voor gezamenlijke kosten, onder andere de hoge kosten van de overlegscheiding. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw na 1 maart 2023 een veel groter bedrag van de rekening heeft onttrokken dan hijzelf. De vrouw heeft dit weersproken en de man heeft aan zijn stelling geen conclusie verbonden. Voor zover de man heeft willen stellen dat hij ter zake nog een vordering heeft op de gemeenschap, heeft hij deze stelling onvoldoende onderbouwd. Aangezien het huidige saldo op de rekening nihil bedraagt, zal de rechtbank de rekening toedelen aan de vrouw tegen een waarde van nihil.
€ 29.323,-). In totaal heeft de vrouw sinds 2017 een bedrag van € 212.458,- aan rente-inkomsten ontvangen. De papieren schenkingen zijn gedaan onder uitsluitingsclausule, waarbij geldt dat de uitsluitingsclausule zich mede uitstrekt over de verschuldigde rente. Het betreft dan ook privévermogen van de vrouw. Vanuit de rente-inkomsten is in totaal
€ 80.000,- afgelost op de hypotheekschuld, zodat nog € 132.458,- (€ 212.458 minus
€ 80.000,-) aan rente-inkomsten resteert. Op de zitting heeft de vrouw verklaard dat het saldo op de rekening bij ASN op dit moment € 53.410,89 bedraagt. Dit laatste is door de man niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat dit saldo is opgebouwd uit resterende rente-inkomsten. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de rekening bij ASN wordt toegedeeld aan de vrouw, zonder nadere verrekening van het saldo met de man.
opa-stoel en het Lundia bed aan de man worden toegedeeld. Voor wat betreft de container met inhoud hebben partijen op de zitting met elkaar afgesproken dat zij op 26 januari 2025 samen zullen kijken wat er in de container zit en dat zij de inhoud vervolgens zullen verdelen. De vrouw heeft aangegeven dat als er in de container zit wat de man zegt dat erin zit, dat hij dan de gehele inhoud van de container mag hebben. Uiterlijk 1 juli 2025 zal de man de container op zijn kosten weghalen.
[kenteken 1] en een auto van het merk Mercedes met kenteken [kenteken 2] ) geldt dat de man taxatierapporten heeft overgelegd waaruit waarden blijken van respectievelijk
€ 1.500,- en € 1.000,-. De man wenst de auto’s enkel toegedeeld krijgen voor deze bedragen. Volgens de vrouw zijn de auto’s respectievelijk € 12.000,- en € 10.000,- waard. Ook hier baseert de vrouw zich op verkoopadvertenties van soortgelijke auto’s. Zij verzoekt de auto’s voor deze bedragen toe te delen aan de man.
€ 1,15 als eigen schuld voor haar rekening zal nemen, onder de verplichting van de man om een bedrag van € 0,58 aan haar te vergoeden. Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
€ 29.323,-. Vanuit de rente-inkomsten heeft de vrouw van 2018 tot en met 2021 jaarlijks
€ 20.000,- afgelost op de hypothecaire schuld ING [nummer 4] leningdeel 1.1.
€ 39.600,- is afgelost op de hypotheek van partijen. Door de vrouw is niet alleen een onderhandse schenkingsakte overgelegd, maar ook een bankafschrift van de spaarrekening van de vader van de vrouw waaruit blijkt dat hij op 1 mei 2014 een bedrag van € 88.500,- heeft overgemaakt naar zijn betaalrekening. Alleen een bankafschrift van de overschrijving van de betaalrekening van de vader van de vrouw naar de (inmiddels opgeheven) betaalrekening van partijen ontbreekt. Blijkens een overgelegd bankafschrift van de spaarrekening van de vrouw is op 12 mei 2014 een bedrag van € 48.900,- ontvangen vanaf de betaalrekening van partijen met omschrijving ‘bewaren voor besteding eigen woning’. Door de vrouw is een door zowel de vrouw als de man ondertekende opdrachtbevestiging met betrekking tot kunststof kozijnen van 8 oktober 2014 overgelegd. In de opdrachtbevestiging is een totaalprijs van € 45.000,- opgenomen. Gelet op de overgelegde stukken en het besprokene op de zitting acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de door de vrouw gestelde verbeteringen hebben plaatsgevonden en dat deze vanuit het geschonken bedrag van de vader van de vrouw zijn bekostigd.
aflossingen op de hypotheekmoet op basis van artikel 1:87 lid 2 sub a BW als volgt worden berekend:
€ 272.500,-). Bij de aankoop van het appartement aan de [adres 2] is een nieuwe hypotheek van € 375.508,- afgesloten waarbij zekerheid is gevestigd op beide appartementen. In deze hypotheek is de oude hypotheek die was afgesloten bij de aankoop van het appartement aan de [adres 1] ter hoogte van € 103.008,- meegenomen (ING [nummer 2] , inmiddels volledig afgelost vanuit het Spaarfonds). Voor de aankoop van het appartement aan de [adres 2] is € 272.500,- geleend (nu ING [nummer 4] leningdeel 1.0 en ING [nummer 4] leningdeel 1.1). De vrouw heeft enkel afgelost op ING [nummer 4] leningdeel 1.1.
€ 119.600,- / € 272.500,- x € 300.000,- = (afgerond) € 131.670,-.
verbeteringen aan de woningmoet op basis van artikel 1:87 lid 2 sub b BW als volgt worden berekend:
€ 1.958,38.
€ 619,36 heeft betaald ter zake het onderhoud van de appartementen aan de [adres 1 en adres 2] . Naar de rechtbank begrijpt verzoekt de vrouw vast te stellen dat de man de helft van dit bedrag aan haar dient te betalen.
€ 13.008,11 op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ook als juist is dat de man, zoals hij stelt, een bedrag van € 13.008,11 uit hoofde van een levensverzekering die vóór het huwelijk is afgesloten, heeft geïnvesteerd in het appartement aan de [adres 2] , dan heeft de man voor dat bedrag geen vergoedingsvordering. Ook een voorhuwelijkse levensverzekering van partijen maakt immers deel uit van de gemeenschap van goederen.
Beslissing
[plaats 2] , met uitzondering van de opa-stoel en het Lundia bed, zonder nadere verrekening van de waarde daarvan met de man;
[plaats 2] alsmede de eigendomsoverdracht van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van het appartement aan de [adres 3] te [plaats 2] deze beschikking ex artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht noodzakelijke toestemming en/of handtekening van de man;
privé-uitgaven die na 5 maart 2024 door de man zijn gedaan vanaf de gemeenschappelijke rekening;