Op 9 december 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 15 maart 2023. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft op 13 februari 2025 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 13 maart 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.