ECLI:NL:RBDHA:2025:3899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
C/09/680827 / JE RK 25-325
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C.M. Koole
  • J.M. Dreef
  • M. van Zeijst-Repelaer van Driel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van een zorg- en veiligheidsplan

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 maart 2025 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de kinderen [kind 1] en [kind 2] in een pleegzorgvoorziening. De beslissing volgt op een eerdere beschikking van 25 februari 2025, waarin al een tijdelijke uithuisplaatsing was goedgekeurd. De kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de kinderen in hun thuissituatie niet gewaarborgd kan worden, gezien de problematische relatie tussen de ouders, die gekenmerkt wordt door alcoholgebruik en huiselijk geweld. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 zijn de ouders, de kinderen en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de mening van de kinderen gehoord en geconcludeerd dat een kortdurende uithuisplaatsing noodzakelijk is om veiligheidsafspraken te maken en hulpverlening op te starten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van één maand, tot 11 april 2025, en het overige verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/680827 / JE RK 25-325
Datum uitspraak: 10 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter
Machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in ' [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 25 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [kind 1] en [kind 2] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 25 februari 2025 tot 11 maart 2025 en het verzoek voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 25 februari 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een tolk in de Poolse taal, ter ondersteuning van beide ouders.
1.4.
De kinderrechter heeft [kind 1] en [kind 2] naar hun mening gevraagd. [kind 1] en [kind 2] hebben hierover afzonderlijk van elkaar een gesprek gevoerd met kinderrechter mr. Van Zeijst-Repelaer van Driel, die haar collega hierover heeft bijgepraat. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] en [kind 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[kind 1] en [kind 2] verblijven in een pleeggezin.
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 25 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Nu de machtiging uithuisplaatsing de duur van de ondertoezichtstelling, te weten 14 mei 2025, niet kan overschrijden, begrijpt de kinderrechter het verzoek zo dat wordt verzocht om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Bij de ouders is sprake van een langdurig patroon van alcoholgebruik en huiselijk geweld, wat er toe heeft geleid dat medio 2024 een veiligheidsplan is opgesteld waarin is opgenomen dat bij een volgende geweldsescalatie een uithuisplaatsing van de kinderen wordt overwogen. Op zondag 23 februari 2025 heeft er opnieuw een ernstig incident tussen de ouders plaatsgevonden waarbij fysiek geweld is gebruikt en ook een mes is gebruikt. De kinderen zijn hier getuige van geweest en hun veiligheid in de thuissituatie is hierdoor in gevaar gekomen. De moeder heeft een tijdelijk huisverbod gekregen voor tien dagen en mag ook tien dagen geen contact opnemen met de vader en de kinderen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling in aanvulling hierop toegelicht dat het huisverbod is verlengd tot [geboortedatum 1] 2025. De gecertificeerde instelling, het CIT en de politie maken zich grote zorgen of het de moeder en de vader gaat lukken om zich hieraan te houden. Zowel de vader als de moeder heeft al eerder een huisverbod gekregen en de moeder heeft ook eerder in detentie verbleven na huiselijk geweld jegens de vader. Ouders hebben al vaker aangegeven uit elkaar te gaan, maar het lukt hen niet om daar daadwerkelijk stappen in te zetten. De gecertificeerde instelling vindt dat de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie, ook nu de moeder niet thuis verblijft, niet gewaarborgd kan worden. Het is belangrijk dat er rust komt voor de kinderen en dat zij niet continu alert hoeven zijn of in angst hoeven te leven. De gecertificeerde instelling maakt zich grote zorgen over het verantwoordelijkheidsgevoel van [kind 1] . Zij neemt taken op zich die niet bij haar leeftijd passen, voelt zich verantwoordelijk voor de veiligheid in huis en zorgt voor [kind 2] . Daarnaast zijn er zorgen over de schoolgang van beide kinderen en de structuur en begrenzing die zij in de thuissituatie niet, althans onvoldoende, geboden krijgen. De kinderen verblijven in het pleeggezin waar zij eerder hebben verbleven. Het is niet duidelijk hoe lang ze daar kunnen verblijven. De pleegouders maken zich zorgen om de kinderen en hebben aangegeven dat hulpverlening echt geboden is. De gecertificeerde instelling meent dat het in het belang van de kinderen is dat zij voorlopig uit huis geplaatst blijven, zodat er zorgvuldig kan worden onderzocht hoe zij veilig terug kunnen keren naar huis. De gecertificeerde instelling wil voorkomen dat de kinderen te snel terug naar huis gaan en vervolgens weer in een onveilige situatie terecht komen. Op korte termijn zal er een netwerkoverleg plaatsvinden, waarin veiligheidsafspraken worden gemaakt en gesproken zal worden over de inzet van (intensieve) hulpverlening.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader is van mening dat de kinderen het beste terug kunnen keren naar huis. Volgens de vader komt de veiligheid van de kinderen niet in gevaar zolang de ouders niet samen in huis verblijven. De vader erkent dat de relatie tussen de ouders problematisch is en zij regelmatig (fysieke) conflicten hebben. Ook geeft de vader aan dat zijn alcoholgebruik een gevolg is van de spanningen en stress in de thuissituatie. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij de relatie met de moeder wil beëindigen, omdat de relatie niet goed is voor de kinderen én de ouders. Ook heeft de vader zelf contact opgenomen met [zorginstelling] . Hij wil er namelijk alles aan doen om zijn alcoholproblematiek onder controle te krijgen. Hij staat er ook voor open om periodieke alcoholcontroles uit te laten voeren. Verder geeft de vader aan dat hij contact heeft opgenomen met een psycholoog en dat hij op korte termijn een tweede gesprek heeft. De vader erkent dat de kinderen – met name [kind 1] – teveel belast worden met volwassen zaken, dat de schoolgang van de kinderen moet verbeteren en dat hij hen meer moet begrenzen in bijvoorbeeld hun telefoongebruik. De vader wil graag hulpverlening om hem hierin te ondersteunen. Gelet op het bovenstaande verzoekt de vader primair om het verzoek af te wijzen. Dit is ook in lijn met de wens van de kinderen. De kinderen hebben meermaals aangegeven dat zij naar huis willen en dat zij in ieder geval niet in het huidige pleeggezin willen blijven. Gelet op de leeftijd van de kinderen is het belangrijk dat hun mening serieus wordt genomen. Indien een machtiging uithuisplaatsing toch noodzakelijk wordt geacht, verzoekt de advocaat van de vader subsidiair om het verzoek toe te wijzen voor de duur van een maand met afwijzing van het overige. Op korte termijn staat er namelijk een netwerkoverleg gepland. Dan kunnen veiligheidsafspraken worden gemaakt en kan gesproken worden over de inzet van hulpverlening.
4.2.
De moeder heeft eveneens verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder is van mening dat de kinderen het beste terug kunnen naar de vader. Zij twijfelt er niet aan dat de kinderen veilig zijn bij de vader. De moeder erkent dat er een heftig incident heeft plaatsgevonden tussen de ouders. Zij heeft ter zitting aangegeven dat zij tot de inhoudelijke strafzitting op 10 juni 2025 geen contact met de vader mag hebben in het kader van de schorsing van haar voorlopige hechtenis. Het huisverbod is verlengd tot [geboortedatum 1] 2025. Daarna zou zij graag weer contact willen met de kinderen. De moeder staat open voor hulpverlening. Zij staat onder behandeling bij [zorginstelling] en heeft reclasseringstoezicht. De moeder heeft ook aangegeven bereid te zijn om tijdens het aanstaande netwerkoverleg afspraken te maken met de vader. Eerder was de moeder hier niet toe bereid, omdat haar emoties nog te hoog zaten.
5.
De beoordeling
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderen zijn op 25 februari 2025 met spoed uit huis geplaatst, omdat er ernstige zorgen waren over hun ontwikkeling en veiligheid in de thuissituatie bij ouders. De ouders hebben een conflictueuze relatie, waarbij regelmatig sprake is van (fysieke) agressie waar de kinderen getuige van zijn. Ook zijn er zorgen over het middelengebruik van beide ouders. Vanwege een ernstig incident – waarbij een mes is gebruikt – heeft de moeder een huisverbod opgelegd gekregen, welke inmiddels is verlengd tot [geboortedatum 1] 2025. Daarnaast heeft de moeder in het kader van de strafrechtelijke procedure de bijzondere voorwaarde opgelegd gekregen dat zij tot de inhoudelijke strafzitting in juni 2025 geen contact mag hebben met de vader. Dit neemt het risico op onveiligheid in de thuissituatie voor een groot deel weg. Dat neemt echter niet weg dat er ook andere zorgen zijn over de opvoedsituatie, waaronder het middelengebruik van beide ouders. Daarnaast zijn er zorgen over de (emotionele) beschikbaarheid van beide ouders en de verantwoordelijkheid die de kinderen – met name [kind 1] – voelen / voelt voor de rust en stabiliteit in de opvoedsituatie. [kind 1] neemt teveel taken op zich die niet bij haar leeftijd passen. Daarnaast zijn er zorgen over schoolgang van beide kinderen en zijn er zorgen of de ouders in staat zijn om de kinderen voldoende te begrenzen en aan te sturen. Een machtiging uithuisplaatsing is echter een ingrijpend middel dat enkel als laatste redmiddel ingezet dient te worden. Daarom moet er altijd gekeken worden of de zorgen niet met een minder ingrijpend middel weggenomen kunnen worden. Ter zitting heeft de kinderrechter begrepen dat er op korte termijn een netwerkoverleg gepland wordt, waarna intensieve hulpverlening in de thuissituatie kan worden gestart. De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging uithuisplaatsing voor korte duur noodzakelijk is om de veiligheidsafspraken te maken en de hulpverlening op te starten, zodat de terugkeer van de kinderen naar huis op zorgvuldige en veilige wijze kan geschieden. De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen voor de duur van één maand en afwijzen voor het overige.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 11 maart 2025 tot 11 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2025 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.