In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 maart 2025, worden de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en een verblijfsvergunning regulier behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft op 18 mei 2021 een mvv-aanvraag ingediend om bij haar dochter in Nederland te verblijven, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 november 2021 is afgewezen. Eiseres heeft ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die eveneens is afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit ongegrond is, maar dat het beroep tegen het tweede bestreden besluit gegrond is, omdat dit besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het tweede besluit in stand, omdat de belangenafweging in het eerste besluit is hersteld. Eiseres kan niet worden aangemerkt als gezinslid van een Turks werknemer, omdat niet is aangetoond dat zij ten laste komt van haar dochter. De rechtbank concludeert dat de afwijzingen van zowel de mvv-aanvraag als de verblijfsaanvraag in stand blijven, en dat de minister het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.